1416 april 10

anno Domini millesimo quadringentesimo quinto decimo

Heijmericus Groij, Theodericus Lu, Willelmus Brant Rover en Godefridus de Rode, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Reynerus ? in het bezit werd gesteld van de hoeve 't Goet Ten Dike met al zijn afhankelijke goederen in ? omdat ?, welke pacht de Geldenaken, ridder, op 1383 (of 1384) verkocht had aan Arnoldus ? Vervolgens heeft Reynerus ? aan Johannes de Beke, zoon van wijlen Wellinus, deze hoeve met afhankelijke goederen verkocht. Op deze hoeve en afhankelijke goederen rusten cijnzen aan:
  1. Henricus de Goyderheil, verver,
  2. Vrouwe Elizabeth de Beke,
  3. Arnoldus Scheymaker.
Dorsaal: Albertus et Johannes, liberi quondam Wellini de Beke.
Zegels: le zegel ontbreekt, 2e zegel licht beschadigd, 3e zegel klein fragment, 4e zegel licht beschadigd.
N.B.: Een groot deel van de tekst is ook met speciale lamp onleesbaar.
Nummer: 0286

1416 april 10

anno Domini millesimo quadringentesimo quinto decimo

Heymericus Groy, Theodericus Lu, Willelmus Brant Rover en Godefridus de Rode, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Arnoldus de Andel, als meester van de kerkfabriek van de Sint-Jan, in het bezit werd gesteld van alle goederen van Florentius de Aa omdat deze in gebreke was gebleven bij de betaling van 78 goudpenningen, gewoonlijk cronen genoemd, die hij aan Arnoldus op 1414 juni 18 ten gunste van de fabriek beloofd had te betalen, zoals blijkt uit het schuldenboek van de stad Den Bosch, en dat Arnoldus vervolgens aan Johannes die Hoessche de Lyttoyen deze goederen verkocht heeft.
Zegels: le zegel licht beschadigd, 2e, 3e en 4e zegel ontbreken.
N.B.: Dit charter is licht beschadigd.
Nummer: 0287

1416 april 10

anno Domini millesimo quadringentesimo decimo quinto

Heymericus Groy, Theodericus Lu, Willelmus Brant Rover en Godefridus de Rode, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Arnoldus de Andel, als meester van de kerkfabriek van de Sint-Jan, door een uitspraak van schepenen in Buscoducis in het bezit werd gesteld van alle goederen van Florentius de Aa omdat deze in gebreke was gebleven bij de betaling van 154 goudgulden, ieder van 13 penningen, aude vleemsgroet genoemd, en van 72½ goudgulden, ieder van 9 brabantse boddregers, welke guldens Florentius aan Arnoldus beloofd had te betalen op 27 mei 1413, zoals blijkt uit het schuldenboek van de stad Den Bosch, en dat Arnoldus vervolgens aan Johannes Hoessche de Lyttoyen deze goederen verkocht heeft.
Zegels: le zegel klein fragment, 2e zegel licht beschadigd, 3e zegel 2 fragmenten, 4e zegel ontbreekt.
Nummer: 1231

1416 juni 5

Heer Theodericus Rover, ridder, en Willelmus Brant Rover, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Paulus, schoenmaker, zoon van wijlen Johannes, zoon van wijlen Paulus Jans soen van Geffen, aan Elisabeth, natuurlijke dochter van wijlen Mychael de Langhe van Oirscot, heeft overgedragen:
  1. een erfcijns van 4 hoenderen,
  2. een erfcijns van 1 oude penning, gewoonlijk audescilt genoemd,
welke Godefridus vanden Hoerinc, zoon van wijlen Henricus, aan Johannes de Geffen verschuldigd was uit:
  1. huis, erf en hof in het rechtsgebied van Meerwijck op de plaats Asmyt,
  2. ½ morgen land aldaar op de plaats Bergelen,
welk huis, erf, hof en morgen land Johannes de Geffen van Johannes Stempel verkregen had.
Zegels: beide licht beschadigd.
Nummer: 0288

1416 juni 5

Heer Theodericus Rover, ridder, en Willelmus Brant Rover, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Arnoldus de Meerlaer, zoon van wijlen Rodoiphus, gereed geld getoond heeft met zijn recht op terugkoop en naastingsrecht van:
  1. een erfcijns van 4 hoenderen,
  2. een erfcijns van 1 oude penning, gewoonlijk aude scilt genoemd,
uit een huis, erf, hof en - morgen land in het rechtsgebied van Meerwyc, welke cijnzen Godefridus vanden Hoerinc, zoon van wijlen Henricus, verschuldigd was aan wijlen Johannes de Geffen en welke cijnzen Paulus, schoenmaker, zoon van wijlen Johannes, zoon van wijlen Paulus Jans soen van Geffen, overgedragen had aan Elisabeth, natuurlijke dochter van wijlen Mychael die Lange van Oirscot. Elisabeth heeft erkend dat Arnoldus deze rechten heeft.
Zegels: linkerzegel licht beschadigd, rechterzegel onbeschadigd.
Nummer: 0289

1416 juni 9

Heer Theodericus Rover, ridder, Jacobus Monic en Gerlacus de Ghemert, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Henricus de Vucht, bakker, door een uitspraak van schepenen in Buscoducis in het bezit werd gesteld van een stukje land in de parochie Orthen op de plaats Den Broule tussen het erfgoed van Robbertus Robben soen aan een zijde en het erfgoed van de kinderen van wijlen Henricus vanden Broyle aan de andere zijde, omdat Cristianus, zoon van wijlen Johannes Corstiaens soen, in gebreke was gebleven bij de betaling van een erfcijns van 35 schelling aan Henricus de Vucht, bakker, ten behoeve van Reynerus de Vucht, zoon van wijlen Henricus de Vucht, welk stukje land Cristianus van Godefridus Hoyer voor de genoemde cijns had verkregen en dat Henricus de Vucht dit stukje land verkocht heeft aan Gerardus, zoon van Hesselo van Vucht.
Dorsaal: 2 £ ad fabricam ut (teneo ?).
Zegels: le en 3e zegel licht beschadigd, 2e zegel ontbreekt.
Nummer: 1232

1416 augustus 4 (2 x)

Acta ... in minori curia Beghinarum ... (2 x)

Notaris Martinus de Zomeren, clericus van het bisdom Leodium, instrumenteert dat Heylwig Spikers, begijn van het Klein Begijnhof in Den Bosch, aan Hilla en Margareta, natuurlijke dochters van Heylwig en van wijlen heer Johannes Ghijskens, priester, als een geschenk onder levenden via testamentaire weg gegeven heeft al haar cijnzen, inkomsten, pachten, de achterstallige bedragen hieruit, de vorderingen die zij heeft op welke persoon dan ook samen met haar huisraad, juwelen en al haar roerende en onroerende goederen, welke cijnzen, inkomsten, pachten en alle andere goederen die Heylwig op die zelfde dag aan Hilla en Margareta voor Heymericus Groy en Gerlacus de Ghemert, schepenen in Buscoducis overgedragen had, in een akte die Martinus in dit instrument heeft opgenomen. Met als getuigen Heymericus Groy, Gerlacus de Ghemert en Arnoldus de Andel, burgers van Den Bosch. Enige uren later heeft Heylwig om grotere zekerheid aan haar natuurlijke kinderen te geven elk ander testament herroepen. Met als getuigen: Arnoldus de Andel en Petrus Mersse, kramer.
N.B.: Zie voor de akte van Heymericus Groy en Gerlacus de Ghemert elders onder dezelfde datum. Deze akte van Martinus de Zomeren is opgenomen in een akte van notaris Johannes Cousmeker de Buscoducis, gedateerd op 1433 oktober 3.
Nummer: 1551

1416 augustus 4

Heymericus Groy en Gerlacus de Ghemert, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Heylwig Spijkers, begijn van het Klein Begijnhof in Den Bosch, aan Hilla en Margareta, natuurlijke dochters van Heylwig en van wijlen heer Johannes Ghijskens, priester, overgedragen heeft al haar cijnzen, inkomsten, pachten, de achterstallige bedragen hieruit en de vorderingen die zij heeft op welke persoon dan ook samen met haar huisraad, juwelen en al haar roerende en onroerende goederen.
N.B.: Deze akte is opgenomen in een akte van notaris Martinus de Zomeren, clericus van het bisdom Leodium, gedateerd op dezelfde datum, die op zijn beurt weer opgenomen is in een akte van notaris Johannes Cousmeker de Buscoducis, gedateerd op 1433 oktober 3.
Nummer: 1551

1416 augustus 4

Jacobus Monic en Gherlacus de Ghemert, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Albertus van Engelant, kramer, aan Johannes van Hoelaer, "den ryembeslegher", verkocht heeft een erfcijns van 5 £ uit een huis en erf van de verkoper in de Hijnthamerstraat tussen het erfgoed van heer Ghiselbertus van Bakel, priester, aan een zijde en de Potghieterstraet aan de andere zijde en vanaf de Hijnthamerstraat tot aan het erfgoed van heer Ghiselbertus.
Zegels: beide licht beschadigd.
Nummer: 0290

1416 augustus 4

Jacobus Monic en Gherlacus de Ghemert, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Arnoldus Grotart de jongere gereed geld getoond had en zijn recht op terugkoop en naastingsrecht op een erfcijns van 5 £, welke Albertus van Engelant, kramer, zoon van wijlen Lambertus van Engelant, verkocht had aan Johannes van Hoelaer, "den ryembeslegher", en dat Johannes erkend had dat Arnoldus deze rechten had. Arnoldus is nu voor bovengenoemde schepenen verschenen en heeft aan Johannes deze rechten overgedragen.
Zegels: linkerzegel ontbreekt, rechterzegel zwaar beschadigd.
Nummer: 0291

1416 oktober 7

Acta in domo inhabitacionis domini Ghiselberti de Bakel ... iuxta cimiterium ecclesie beati Johannis ... versus vicum Hynthamensem

Notaris Theodericus de Mosa, clericus van het bisdom Leodium, instrumenteert dat Elisabet, natuurlijke dochter van wijlen Michael die Langhe, aan heer Ghiselbertus de Bakel, priester van het bisdom Leodium, geschonken heeft:
  1. een erfcijns van 4 hoenderen,
  2. een erfcijns van 1 oude penning, gewoonlijk aude scilt genoemd,
welke beide cijnzen Godefridus vanden Hoernic, zoon van wijlen Henricus, verschuldigd was aan Johannes, zoon van wijlen Paulus Jans soen van Geffen uit:
  1. huis, erf en hof in het rechtsgebied van Meerwijc op de plaats Asmyt,
  2. een ½ morgen land aldaar op de plaats Berghelen,
welk huis, erf, hof en ½ morgen Johannes de Geffen van Johannes Stempel verkregen had en naderhand aan Godefridus vanden Hoernic voor de cijnzen die daar eerder uit betaald moesten worden in pacht gegeven had, en welke cijnzen Elisabeth van Paulus, schoenmaker, zoon van wijlen Johannes, zoon van wijlen Paulus Jans soen van Geffen, verkregen had. Met als getuigen: Tielmannus, zoon van wijlen Gerardus de Spina, en Godefridus Peteren.
Nummer: 1233

1416 oktober 20

Reynerus Loden en Marcilius die Lu, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Gerardus de Wael, zoon van wijlen Lambertus, aan Gerardus die Wael, Ghyben soen, ten gunste van Elizabeth, zus van Gerardus en weduwe van Eustacius de Hedichuysen, verkocht heeft een erfcijns van 6 £, waarvan een helft betaald moet worden of het feest van de Geboorte van Johannes de Doper en de andere helft op Kerstmis, en waarvan de eerste betalingstermijn zal plaatsvinden op het eerstvolgende feest van Kerstmis uit een huis, erf en hof van de verkoper in de Peperstraet tussen heterfgoed van Robbertus de Neynsel aan een zijde en het erfgoed van Johannes Otten soen de Eyck aan de andere zijde, zich uitstrekkend vanaf de genoemde straat tot aan de Triniteyt en het erfgoed van de Lollarden.
Zegels: beide licht beschadigd.
Nummer: 0292

1417 januari 9

anno Domini millesimo quadringentesimo decimo sexto

Mercilius die Lu en Arnoldus Monic, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Theodericus de Tuyl, perkamentmaker, aan Hubertus, zoon van wijlen Gerardus Hoesschen soen, heeft overgedragen het huis en erf van wijlen Theodericus Snoecke op het einde van de Hynthamerstraat tussen het erfgoed van Gerardus ? en het erfgoed van Hadewig, weduwe van Johannes (de Lyt ?), smid, met de paden die bij dat huis en erf horen, welk huis en erf Theodericus van Johannes Bruystens, zoon van Judocus Bruystens, verkregen had. Theodericus, Johannes de Buchoven, zoon van Arnoldus, en Jacobus de Meerwyc hebben namens hen en namens Johannes Bruystens aan Hubertus beloofd dat zij alle verplichtingen, die op dit huis en erf rusten en voor zover zij het bedrag van 119 gulden niet te boven gaan, voor hun rekening zullen nemen.
Dorsaal: hyer stet van Veth.
Zegels: beide ontbreken.
N.B.: Een gedeelte van de tekst blijft ook met speciale lamp onleesbaar.
Nummer: 0293

1417 februari 2

anno Domini millesimo quadringentesimo sexto decimo

Jacobus de Gheel en Arnoldus Monic, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Arnoldus de Andel voor hen aangevochten heeft alle verkopen, vervreemdingen en verplichtingen die met welke goederen dan ook van wijlen Nycholaus de Kessel aangegaan zijn.
Zegels: linkerzegel fragment, rechterzegel klein fragment.
Nummer: 0294

1418 april 4

Johannes die Lu en Petrus Steenwech, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Conrardus, zoon van Hermannus Conensoen, schilder, aan Johannes vander Haghen, zoon van wijlen Rodulphus vander Haghen, overgedragen heeft:
  1. huis en erf tegenover de toren van de Sint-Jan tussen het erfgoed van wijlen Johannes de Aken aan een zijde en het erfgoed van Theodericus vander Poerten aan de andere zijde,
  2. stuk hof achter het erfgoed van Johannes Sluyter,
  3. het recht dat bij dat huis hoort op een pad vanaf dat huis naar die hof, welk huis, erf, stuk hof en recht Conrardus van Reynerus Scaden door een uitspraak van schepenen in Buscoducis gekocht had.
Zegels: beide licht beschadigd.
Nummer: 0295

1418 april 6

Rodolphus Beerwout en Petrus Steenwech, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Johannes vander Haghen, zoon van wijlen Rodolphus vander Haghen, bakker, aan Willelmus die Decker van Remunde gegeven heeft:
  1. huis en erf tegenover de toren van de Sint-Jan tussen het erfgoed van wijlen Johannes de Aken aan een zijde en het erfgoed van Theodericus vander Poirten en Wellinus Rovers aan de andere zijde,
  2. stuk hof achter het erfgoed van Johannes Sluyter,
  3. het recht van dat huis op het pad van dat huis naar dat stuk hof,
voor de volgende cijnzen aan:
  1. 28 schelling aan de deken en het kapittel van de Sint-Jan,
  2. 4 £ en 12 schelling aan Johannes vander Haghen,
welk huis, erf, stuk hof en recht Conrardus, zoon van Hermannus Conensoen, schilder, aan Johannes vander Haghen, overgedragen had.
Zegels: linkerzegel zwaar beschadigd, rechterzegel onbeschadigd.
Nummer: 0296

1418 april 6

De inhoud van deze akte is identiek aan de voorgaande.
Zegels: linkerzegel licht beschadigd, rechterzegel fragment.
Nummer: 0297

1418 april 24

Acta ... hoc in Buscoducis in domo inhabitacionis dicti testatoris sita iuxta cymitherium ecclesie beati Johannis Evangeliste ... versus aquilonem

Notaris Theodericus de Mosa, (zonder verdere precisering) instrumenteert dat Ghyselbertus de Bakel, priester, plebaan van de Sint-Jan in zijn testament heeft nagelaten aan:
  1. de (kerk)fabriek van Luik 1 kroon die eenmaal gegeven moet worden;
  2. heer Rutgherus, plebaan, die de eredienst in Den Bosch verricht, 1 kroon die eenmaal gegeven moet worden;
  3. de custos aldaar 1 gulden die eenmaal gegeven moet worden;
  4. heer Everardus de Dom, zijn bloedverwant, 1 kroon die eenmaal gegeven moet worden;
  5. de meesters van de kerkfabriek van de Sint-Jan ten tijde van zijn overlijden ieder 1 kroon die eenmaal gegeven moet worden;
  6. Elizabeth, natuurlijke dochter van Michael, vroeger genoemd de Lange, zijn huishoudster, gedurende haar leven een erfcijns van 4 pond, gaande uit een huis en erf in de Hinthamerstraat naast het erfgoed van Engelbertus Screynmeker, waarvan de helft behoort aan Godefridus Peteren en diens zus en de helft aan Servatius ? (selliperator) en na de dood van Elizabeth moet deze cijns aangewend worden ter begiftiging van het altaar dat de erflater wil laten oprichten, bouwen en begiftigen in het nieuwe koor van de kerk ter ere van Jezus, Zijn moeder, en de apostel Bartholomeus, waarvoor de erflater op dit altaar elke week 4 missen wil laten lezen. Als echter de erflater sterft en het oude altaar in dit nieuwe koor gebouwd en geplaatst is, (si idem testator moriatur antiqui altare huiusmodi in novo choro esset constructum et consecratum) dat dan de voornoemde heer Everardus de Dorn of iemand anders aangewezen door de voornoemde erflater in een ander altaar van de Sint-Jan, namelijk het Sint-Lambertusaltaar, achter gelegen in die kerk naar het westen en als het nieuwe altaar gesticht en gefundeerd is daar. En als hij verzuimt een mis te lezen zal hij gehouden zijn ten behoeve van de kerkfabriek van de Sint-Jan een oude groot te betalen en gehouden zijn aanwezig te zijn bij alle uren waar gezongen en gelezen wordt en gelezen naar het voorbeeld (ad instar), stichting van het altaar en de vicarie van heer Aelbertus Potter;
  7. genoemde altaar zijn misornamenten, twee altaardwalen en missaal,
  8. de Sint-Jan zijn brevier dat in de kerk aan een ketting vastgelegd wordt ten behoeve van iedereen die er het getijdegebed in wil lezen,
  9. een erfcijns van 1 oude schild welke een (niet gespecificeerde) persoon schuldig is aan de erflater uit een zeker erfgoed in de parochie Empel op de plaats Asmyt ten behoeve van noodzakelijke dingen in die missen die door de fabrieksmeesters van de Sint-Jan verdeeld moeten worden,
  10. de kerkmeesters van de Sint-Jan 4 cijnshoenderen, eenieder 2, die een (niet gespecificeerde) persoon de erflater betaalt uit het al genoemde erfgoed in de parochie Empel,
  11. de deken en het kapittel van de Sint-Jan 3 pond welke een (niet gespecificeerde) persoon de erflater schuldig is uit het erfgoed van Johannes de Helmont aan het einde van de Hinthamerstraat voor de jaargetijden van wijlen Willelmus Posteel en Heylwig, zijn vrouw, Jacobus de Myerle en Katharina, zijn vrouw, Godefridus Sceyvel, Katherina, weduwe van Heer Johannes Ghijskens, Ghyselbertus, broer van dezelfde Heer Johannes Ghijskens, Arnoldus de Andel en Vrouwe Agnes, zijn vrouw, en Arnoldus, hun zoon, en de genoemde erflater en Elizabeth, zijn huishoudster, met eigen waskaarsen van de genoemde heren voor het genoemde altaar;
  12. dat altaar en de genoemde missen onmiddellijk na de dood van de erflater een erfpacht van 6 mud rogge die Gerardus Ysvoegel de erflater verschuldigd is uit een zeker erfgoed in de parochie Geffen;
  13. dat altaar en die missen 4 mud rogge die de erflater gekocht heeft van Johannes de Helmont meteen na de dood van de erflater;
Er is in het voorgaande voorzien dat de erflater de 2 eerste voordrachten voor de bediening van het altaar mag doen. Als eerste benoemt hij heer Everardus, zijn bloedverwant, voor de 2e heer Rutgerus
(plebanum supradictos si protunc vixerit licet etiam protunc non foret plebanus dicte ecclesie de Buscoducis) De erflater wil dat de meesters van de kerkfabriek bij vacantie van de bediening van dit altaar met toestemming van de deken en het kapittel een geschikte priester presenteren en nooit een priester die niet bestaat. Bovendien wil de erflater dat de priester die dit altaar bedient en deze missen opdraagt woont in zijn woonhuis behoudens echter dat Elizabeth, zijn huishoudster, haar leven lang de beschikking heeft over de kamer waarin de erflater slaapt en zij dit huis kan in- en uitgaan zo vaak als zij wil en dat genoemde Rutgerus, de plebaan, zijn leven lang in dit huis mag wonen of hij plebaan is of niet en ook als heer Everardus de genoemde missen zal opdragen (sive fuerit plebanus sive non)
Et dictus dominus Rutgerus steterint in Buscoducis valebunt eb poterunt (irmcere ?) commorari in dicta domo et huiusmodi commorantes
betalen de lasten en de cijns op dat huis en zullen het dak en de wanden in goede staat houden maar Elizabeth, zijn huishoudster zal nooit enig bezwaar hebben van een cijns die op dit huis rust en van het onderhoud van het dak en de wanden
  1. Johannes vanden Colck, zoon van wijlen Arnoldus Groet, kleermaker 10 kronen die eenmaal gegeven moeten worden;
  2. Willemus, zijn broer, 5 guldens die eenmaal gegeven moeten worden en elk van diens zonen en dochters 1 gulden die eenmaal gegeven moet worden;
  3. Ghyselbertus, zoon van wijlen Aleidis, zus van de erflater, 5 gulden die eenmaal gegeven moet worden;
  4. Elizabeth, zus van de erflater, als zijn nog in leven is, 10 gulden, die eenmaal gegeven moeten worden;
Op voorwaarde echter dat als de bloedverwanten van de erflater goederen van hem opeisen dat zij dan elk recht op goederen van hem verliezen.
  1. Elizabeth, zijn huishoudster, zijn zilveren (cassea), genoemd stael en 3 zilveren (corlearia)
  2. Bovendien wil de erflater dat de gebruiksvoorwerpen en de goederen die Elizabeth, zijn huishoudster, die aan hem toebehoren, (Insuper voluit dictus testator quod quiquid dixerit dicta Elizabeth ancilla dicti testatoris de utensilibus et bonis ad eam spectandem quod in hoc stetur simplici verbo ipsius Elizabeth ancille sue et huiusmodi utensilia eb bona permittantur ab ea sine modestia accipere)
Bovendien wil de erflater dat de deken, het kapittel en de hierna benoemde executeurs na zijn dood zijn lijkbaar naar de Sint-Jan laten overbrengen en daar plechtig de wake zingen en elke priester die deze wake tot het einde zal bijwonen zal een boddreger krijgen. Als zijn lijkbaar na het middaguur naar de kerk overgebracht wordt zal de vigilie plaatsvinden en zal de volgende morgen een requiemmis gezongen worden met 4 kandelaars, elke kandelaar van 2 pond; als hij echter naar de kerk gedragen zal zijn, kunnen ze de vigilie houden na de Metten en een requiemmis zingen. (si vero de manu portatum fuerit ad ecclesiam extunc post matutinas potuerit fieri vigilis et dande misse de requiem) De erflater heeft een graf uitgekozen naast de plaats waar het genoemde altaar zal gesticht worden en Elizabeth, zijn huishoudster, kan daar ook begraven worden. Bovendien wil de erflater ook een bedeling laten houden binnen 15 dagen na zijn dood van 8 mud rogge ben behoeve (apus ?) de Tafel van de Heilige Geest in Den Bosch.
  1. De erflater zegt een erfcijns van 10 pond te hebben, gaande uit het huis van Godefridus Peteren in de Hinthamerstraat, waarvan Godefridus 6 pond kan terugkopen, elke pond tegen een eenmalig bedrag van 12 oude Hollandse gulden in contant geld. De overige 4 pond kunnen niet teruggekocht worden en deze wil de erflater meteen na zijn dood afstaan ten behoeve van het voornoemde altaar en de missen.
Als executeurs kiest de erflater de heren Rutgerus de Oudenhoven en Everardus de Dom, bovengenoemde priesters, Johannes Steffener en Arno1dus de Andel, meesters van de voornoemde kerkfabriek en andere kerkmeesters die het in de toekomst zullen zijn. Getuigen waren: Johannes Monsterman en Henricus, zoon van wijlen Rutgerus Cuper.
Dorsaal: testamentum quondam domini Gysbertj de Bakel presbyteri in quo presbyteri in quo sit mentio de altari seu beneficio sanctorum Bartholomei et Katherjne in ecclesia Buscuducensi ad quod rectores fabrice huius ecclesie cum consensu dominorum decani et canonicorum habent presentare presbyterum ydoneum. Nunc alternatis (vicibus ?) (vielicet) in instrumento. Henricus de Uden.
N.B.: Deze akte is opgenomen in een akte van 1496 december 18, deïnstrumenteerd door Johannes Amelrici de Buscoducis.
Nummer: 1162

1418 april 24

  1. In nomine Domini. Amen. Universis et singulis presentes litteras
  2. seu presens publicum instrumentum visuris seu audituris officialis Leodiensis salutem
  3. in Domino sempiternam. Cum notitia veritatis subscriptorum noveritis, quod nobis nuper
  4. pro parte honorabilium virorum magistrorum sive mamburnorum fabrice ecclesie Sancti
  5. Johannis Evangeliste opidi Busciducensis Leodienis diocesis, exposito, quod dudum certi
  6. probi viri quasdam fundaciones certarum missarum in ecclesia Sancti Johannis predicta
  7. celebrandarum in suis testamentis seu alias ordinarunt, ad quas celebrandas dictos agistros sive
  8. mamburnos pro tempore existentes deputarunt coram quondam domino Theoderico
  9. de Mosa, publico imperiali auctoritate notario, quiquidem quondam notarius testamenta
  10. seu fundaciones in illis descriptas sub nota receperit atque prothocollaverit,
  11. instrumentis tarnen publicis per dictum notariummorte preventum, pro dictis
  12. mamburnis exponentibus minime confectis. Fuit nobis igitur, pro parte dictorum
  13. exponenium, humiliter supplicatum, quatenus eis in et super premissis oportune
  14. providere dignaremur, ne veritas narratorum ek contentorum in prothocollis seu
  15. testamentis huiusmodi occultaretur, quatenus ex officio nostro alicui notario committere
  16. dignaremur, qui huiusmodi prothocolla in publicum redigeret formam exindeque
  17. publicum pro dictis exponentibus conficeret instrumentum. Nos igitur officialis,
  18. attendentes, supplicationem huiusmodi justam, ac attendentes, quod justa petentibus non est
  19. denegandus assensus, fideli nostro domino Johanni Amelrici, publico dicte auctoritatis
  20. et curie nostre Leodiensis notario iurato, per nostras infrascripti tenoris litteras
  21. commisimus et mandamus, quatenus ipse vice, loco et auctoritate omnibus et singu1i
  22. prothocollis domini Theoderici notarii illud et illa per diligentem
  23. examinationem per eundem dominum Johannem Amelrici recipiendam sese diligenter
  24. informaret et super informationem huiusmodi repiret, huiusmodi prothocolla,
  25. manu dicti quondam notarii propria scriptum aut scripta, seu signo suo signatum
  26. sive signata, minime cancellatum et cancellata, instrumentum et instrumenta
  27. publicum seu publica, eiusque signo signandum seu signanda conficeret et conscriberet,
  28. suoque signo signaret, et parti seu partibus illud seu illa petenti seu petentibus
  29. traderet et deliberaret juxta earundem litterarum nostrarum continentia vim,
  30. formam et tenorem. Quiquidem dominus Johannes Amelrici notarius, litteris
  31. nostris huiusmodi ad se receptis, per informationem pretactam reperit protho-
  32. colla pretacta, manu propria dicti quondam domini Theoderici scripta, minime
  33. cancellata, idcirco instrumentum et instrumenta huiusmodi, sub tenore infra
  34. scripto exinde confecit, tenorem dictorum prothocollorum in presenti registro
  35. per modum instrumenti publici plenarie inserendo. In nomine
  36. Domini. Amen. Per hoc presens publicum instrumentum cunctis pateat evidenter,
  37. quod anno a nativitate eiusdem millesimo quadringentesimo decimooctavo,
  38. indictione undecima, mensis aprilis die vicesima quarta, hora vesperorum
  39. vel quasi, pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini nostri, domini Martini
  40. divina providentia pape quinti anno primo, in mei notarii publici et testium
  41. subscriptorum, ad infrascripta testificanda vocatorum et rogatorum, presentia
  42. constitutus honorabilis et discretus vir, dominus Ghiselbertus,
  43. plebanus ecclesie beati Johannis Evangeliste de Buscoducis, Leodiensis diocesis,
  44. sanus et incolumis de gratia Dei mente et corpore, prout prima facie
  45. apparere poterat intuenti, Animadvertens ut videbatur humani status incon-
  46. stanciam et fragilitatem, et quod homo in hoc seculo nichil habeat morte
  47. certius et nichil incertius eius hora, ne igitur inopinatus casus mortis
  48. ipsum invenerit, voluit et desideravit, suum testamentum ordinare, seu suam finalem
  49. voluntatem declarare, et ipsum fecit et ordinavit, seu voluntatem suam finalem
  50. declaravit, iuxta modum et formam infrascriptos, de bonis et rebus sibi
  51. ab Altissimo super terram concessi. Quod testamentum seu quam finalem
  52. voluntatem dictus testator valere voluit jure testamenti aut jure codicili
  53. aut alio jure, quo melius, fermius et efficacius valere poterit et debebit
  54. secundum pias et canonicas xanctiones. Primo igitur dictus testator evocavit
  55. et annullavit quodcumque testamentum seu voluntatem finalem, prius per
  56. eum factum et ordinatum, seu factam et ordinatam, legans in principio
  57. sui presentis testamenti fabrice Leodiensi coronam Francie semel dandam. Item
  58. fabrice ecclesie parochialis de Buscoducis coronam Francie semel dandam.
  59. Item domino Rutghero plebano, officianti ecclesiam de Buscoducis, coronam Francie
  60. semel dandam, et custodi ibidem unum florenum semel dandum. Item domino
  61. Everardo de Dom, suo consanguineo, coronam Francie semel dandam. Item
  62. legavit magistris fabrice ecclesie parochialis de Buscoducis pro tempore
  63. obitus dicti testatoris futuris, cuilibet coronam Francie semel dandam.
  64. Insuper dictus testator quatuor libras annui census, monete veteris,
  65. quas idem testator habet, ut asseruit, solvendas ex domo et area sitis in
  66. Buscoducis in vico Hynthaensi juxta hereditatem Engelberti dicti
  67. Screynmeker, mediatim spectantes ad Godefridum Peteren et eiusdem Gode-
  68. fridi sororem, et mediatim ad Servacium Selliperatorem, legavit
  69. Elizabeth, filie naturali Michaelis quondam dicti Lange, sue ancille, ad vitam eiusdem
  70. Elizabeth et non amplius, post ipsius Elizabeth obitum convertendus
  71. ad dotem altaris, quod dictus testator de novo fundare, construere
  72. et dotare intendit, de novo fundandum et construendum in novo choro ecclesie
  73. de Buscoducis predicte, versus meridiem, in honore domini nostri Jhesu
  74. Christi et eius matris gloriose virginis Marie ac beati Bartholomei apostoli
  75. pro quatuor missis, quas idem testator voluit singulis septimanis
  76. perpetue celebrari in eodem altari; proviso, ut dictus testator
  77. voluit et ordinavit, si idem testator moriatur antequam altre huiusmodi
  78. in novo choro esset constructum et consecratum, quod extunc dominus
  79. Everardus de Dorn predictus seu alius ordinandus per dictum testatorem
  80. qualibet septimana faciet in alio altari dicte ecclesie de Buscoducis,
  81. videlicet in altari Sancti Lamberti, sito retro in dicta ecclesia versus
  82. occidentem, quatuor missas, quousque altare predictum fuerit fundatum
  83. et consecratum in novo choro versus meridiem. Et si aliquam missam
  84. omiserit celebrare, quod de qualibet missa omissa teneatur solvere grossum
  85. antiquum turensem, convertendum ad opus fabrice dicte ecclesie de Buscoducis.
  86. Et tenebitur visitare et interesse omnibus horis cantandis, et legendo ad
  87. instar fundationis altaris seu vicarie domini Aelberti dicti Potter,
  88. Item legavit dictus testator ad opus dicti altaris omnia sua ornamenta
  89. pertinentia ad effectum misse, duo mensalia seu lintheamina et missale suum.
  90. ad unam cathenam, ad opus singulorum volentium legere horas
  91. suas. Item scutum antiquum annui et hereditarii census, guem dictus
  92. testator habt solvendum, ut asseruit, ex quadam hereditate, sita in
  93. parochia de Empel, ad locum dictum Asmyt, legavit dictus testator
  94. ad opus vini necessarii in huiusmodi missis distribuendi per magistros fabrice
  95. ecclesie de Buscoducis predicte. Item quatuor pullos censuales solvendos annuatim ex jamdicta hereditate,
  96. sita in parochia de Empel, prout in quibusdam litteris mentionem facientibus de scuto antiquo annui
  97. census et pullis censualibus predictis dicebat dictus testator plenius contineri. Legavit
  98. idem testator magistris fabrice predictis pro eorum labore et diligentia in premissis, videlicet cuilibet
  99. duos pullos censuales. Item tres libras annui census, monete communiter censualis de Buscoducis,
  100. quas dictus testator habet, ut asseruit, solvendas ex hereditate Johannis de Helmont, ad finem
  101. vici Hynthamensis, legavit dictus testator venerabilibus viris, domini decano et capitulo ecclesie beati
  102. Johannis Evangeliste de Buscoducis pro anniversariis quondam Willelmi Posteel et Heilwigis sue
  103. uxoris, Jacobi de Myrle et Katharjne sue uxoris, Godefridi Sceynel et Katharine relicte
  104. eiusdem, domini Johannis Ghijskens, Ghyselberti, fratris eiusdem, domini Johannis Ghijskens,
  105. Arnoldi de Andel et domicelle Agnetis sue uxoris, et Arnoldi eorum filii, ac dicti domini
  106. Ghiselberti testatoris et Elizabet sue ancille predicte, cum propriis luminaribus cereis
  107. dictorum duorum ante altare predictum, quod dictus testator dotare intendit celebrandis
  108. perpetue et faciendis. Item sex sextarios siliginis annui pactus, quos dictus testator
  109. habet solvendos, ut asseruit, ex hereditate quadam, sita in Geffen, et quos solvit Gerardus
  110. dictus IJsvoegel, legavit dictus testator ad opus dotis dicti altaris et dictarum missarum
  111. statim post obitum dicti testatoris apprehendos. Item annuam et hereditariam pactionem erga Johannem de
  112. Helmont, legavit idem testator ad opus dictarum missarum et altaris Statim post
  113. obitum dicti testatoris apprehendos. Proviso in premissis, quod dictus testator reservavit
  114. sibi duas primas collationes, seu presentationes dicti altaris. Pro prima nominavit
  115. dominum Everardum, sum cuonganguineum pro secunda dominum Rutgerum plebanum, supradictos,
  116. si protunc vixerit, licet eciam protunc non foret plebanus dicte ecclesie de Buscoducis.
  117. Et voluit dictus testator, quod deinceps rectores fabrice ecclesie de Buscoducis predicte cum
  118. consensu dominorum decani et canonicorum de Buscoducis presentent habilem et ydoneum presbyterum
  119. ad dictum altare, cum ipsum vacare continget. Ita tamen quod numquam detur clerico, presbytero
  120. non existente, sed soli presbytero habili et ydoneo. Item voluit et ordinavit dictus testator
  121. quod deserviens dicto altari et missas predictas celebrans commoretur in domo inhabitationis
  122. dicti testatoris, proviso tamen, quod dicta Elizabeth, ancilla dicti testatoris, ad vitam eiusdem
  123. habeat cameram, in qua dormit dictus testator, et introïtum et exitum suum ad dictam domum,
  124. quamdiu vixerit dicta Elizabeth, ad suum libitum, et quod dominus Rutgerus plebanus predictus
  125. ad vitam eiusdem domini Rutgeri commoretur in dicta domo, sive fuerit plebanus sive non. Ita
  126. eciam si dictus dominus Everardus celebraverit dictas missas. et dictus dominus Rutgerus steterit
  127. in Buscoducis, valebunt et poterint invicem commorari in dicta domo, et huiusmodi commorantes
  128. in dicta domo solvent onera et censum dicte domus, et conservabunt in tecto et
  129. parietibus, ita quod dicta Elizabeth sua ancilla nullum habeat onus de censu, onere
  130. vel conservacione domus in tecto et parietibus, sed erit libera a premissis. Item
  131. leqavit dictus testator Johanni van den Colck, filio quondam
  132. decem coronas Francie semel dandas. Item legavit dictus testator Willelmo suo
  133. fratri quinque florenos semel dandos, et cuilibet filiorum et filiarum dicti Willelmi
  134. unum florenum semel dandum. Item Ghijsberto, filio quondam Aleidis, sororis dicti testa-
  135. toris, quinque florenos semel dandos. Item Elizabeth, sorori dicti testatoris ,si
  136. vixerit, decem florenos semel dandos, apposita condicione, si amplius consang-
  137. uinei dicti testatoris predicti exigerent de bonis dicti testatoris, quod extunc
  138. privati sint et careant omni jure eis competente, et competituro in bonis
  139. dicti testatoris. Item legavit Elizabeth sue ancille tasseam argenteam dictam
  140. scael et tria coclearia argentea. Insuper voluit dictus testato quod quicquid
  141. dixerit dicta Elizabeth, ancilla dicti testatoris, de utensilibus et bonis
  142. ad eam spectantibus, quod in hoc stetur simplici verbo ipsius Elizabeth ancille sue,
  143. et hujusmodi utensilia et bona permittantur ab ea sine molestia accipere. Item
  144. voluit dictus testator, quod dicti decanus et capitulum predicti et executores
  145. subscripti funus corporis dicti testatoris, post egressum anime, faciant deportari ad ecclesiam beati
  146. Johannis de Buscoducis predictam, et cantent ibidem vigilias solempniter et cuilibet presbytero,
  147. qui interfuerit huiusmodi vigiliis usque ad finem in choro dicte ecclesie, tradatur unum boddreger,
  148. ita videlicet, si huiusmodi funus post meridiem veniat ad ecclesiam, quod tunc fiant vigilie, et in
  149. crastino sequenti missa de Introitu, incipiente "Requiem eternam", cum quatuor candelis, qualibet
  150. candela de duabus libris. Si vero de mane portatum fuerit ad ecclesiam, extunc post matutinas
  151. poterint fieri vigilie et deinde missa de Requiem. Elegit insuper
  152. ibidem sepeliri in obitu eiusdem Elizabeth. Insuper voluit dictus testator, fieri unam distri-
  153. butionem, dictam vulgariter spijnde, de octo modiis siliginis apud mensam Sancti Spiritus
  154. in Buscoducis, infra quindenam post obitum dicti testatoris. Insuper asseruit dictus
  155. testator, se habere decem libras annui census, solvendas ex domo et area Godefridi dicti
  156. Peteren in vico Hynthamensi, quarum librarum dictus Godefridus sex libras annui census
  157. poterit et valebit redimere, dando et solvendo pro qualibet libra annui census predicti duodecim
  158. florenos Hollandie antiquos semel in paretis, relique quatuor libre annui census predicti
  159. non redimentur per ipsum Godefridum, sed eas solvet ex premissis domo et area
  160. vel alia hereditate sufficiente, quas quatuor libras annui census iam dictas voluit
  161. dictus testator eciam cedere statim post obitum ipsius testator ad opus missarum
  162. et altaris predictarum, ut dictus testator voluit et desideravit. Huius autem testamenti
  163. seu ultime voluntatis dictus testator fecit, constituit et elegit suos executores
  164. et manufideles, honorabiles et discretos viros, dominos Rutgerum de Oudenhoven
  165. et Everardum de Dorn, presbyteros supradictos, Johannem Steffenen et Arnoldum de
  166. Andel, rectores fabrice ecclesie de Buscoducis predicte, et alios rectores dicte fabrice
  167. pro tempore futuro, in quorum potestate et manibus dictus testator tradidit et
  168. obligavit omnia et singula bona sua, mobilia et inmobilia, ad exequendum
  169. fideliter et cum effectu omnia et singula in presentibus contenta, salva dicto testatori
  170. et sibi reservata potestate addendi, minuendi et revocandi huiusmodi suum testamentum in toto vel
  171. in parte, tociens quociens sibi visum fuerit expedire. Super quibus omnibus et
  172. singulis dictus testator fiori ???
  173. instrumentum vel plura. Acta fuerunt hec in Buscoducis in domo inhabitationis
  174. dicti testatoris sita juxta cimetherium ecclesie beati Johannis Evangeliste de Busco-
  175. ducis predicte versus aquilonem, presentibus discretis viris, Johanne dicto
  176. Monsterman et Henrico, filio quondam Rutgeri dicti Cuper, testibus ad premissa
  177. vocatis specialiter et rogatis. Tenor autem dictarum litterarum commissorialium.
  178. unde supra sit mentio, talis est. Officialis Leodiensis fideli nostro domino
  179. Johanni Amelrici presbytero, publico imperiali auctoritate et curie nostre Leodiensis notario
  180. jurato, salutem in Domino et fideliter agere in commissis. Quia, ut intelleximus,
  181. dominus quondam Theodericus de Mosa presbyter, Johannes Cousmaker, Henricus
  182. Spilmaker, Paulus Borchardi et Rodolphus Beken, curie nostre notarii, necnon
  183. dominus quondam Rutgerus de Audenhoven, Petrus die Haen, dominus Johannes de
  184. Boemel presbyteri, dum viverent, et coadiutores officiantes parochialem ecclesiam Sancti
  185. Johannis in Bucoducis, Leodiensis diocesis, successive prout Altissimo placuit
  186. decesserunt, relictis post se nonnullis prothocollis et originalibus, per quemlibet
  187. eorum, tempore sue vite, super diversis contractibus, recognitionibus
  188. et ultimis decedencium voluntatibus ac testamentis, coram ipsis notariis
  189. tamquam publicis ac presbyteris, decedentibus ecclesiastica sacramenta ministrantibus
  190. tamquam personis auctenticis, initis et confectis, manibus cuiuslibet eorum
  191. propriis in quibusdam manualibus sive registris conscriptis, seu signis suis
  192. munitis signatis, super quibus nulle fuerint auctentice scripture
  193. per prefatos quondam dominos Theodericum, Johannem et Henricum ac Paulum, morte preventos, sub
  194. eorum sigillis aut signis consuetis confecte, hinc est, quod, de vestra legalitate
  195. et industria plenam in Domino fiduciam gerentes,vobis tenore presencium committimus et
  196. mandamus, ne res acte coram ipsis quondam notariis et presbyteris prefatis, ob
  197. eorum decessus, suo priventur effectu, quatenus omnia et singula prothocolla et
  198. originalia dictorum quondam Theoderici, Johannis et Henrici ac Pauli et Rodolphi
  199. notariorum, ac dominorum quondam Rutgeri, Petri et Johannis presbyterorum prescriptorum,
  200. minime cancellata, que noveritis signis ipsorum notariorum munitis seu manibus
  201. ipsorum presbyterorum propriis aut alterius eorundem in registris prothocollorum suorum
  202. conscripta seu signata, dum desuper ab illis, quorum interest aut intererit, fueritis
  203. requisitus, mediante salario competenti, in publicam redigatis formam instrumentaque
  204. publica, vestris manu, signo et subscriptione solitis et consuetis, de et ex illis
  205. conficiatis et nil ab eisdem minuendo, mutando vel addendo quod facti substantiam
  206. in aliquo immutet seu variet intellectum, tenoresque huiusmodi prothocollorum et
  207. originalium fideliter de verbo ad verbum,instrti, huiusmodi per vos ex illis
  208. conficiendo, plene inserendo. Si vero aliqua invenietis prothocolla aut originalia
  209. dictorum quondam Theoderici, Johannis et Henrici ac Pauli et Rodolphi notariorum, ac Rutgeri,
  210. Petri et Johannis presbyterorum prescriptorum, signo alterius eorundem primum signata aut
  211. manu eorum propria conscripta, in aliquo cancellata, super quibus in publicam
  212. formam redigendam fueritis requisitus, illa pro cancellatis in publicam redigatis
  213. formam, modum et formam, huiusmodi cancellationem diligenter et fideliter inservitis per vos ut premittitur conficiendo
  214. hiis dumtaxat quorum interest tradendo et deliberando. Harum nostrarum testimonio litterarum
  215. sigillo curie nostre sigillatarum atque datarum anno a nativitate Domini mullesimo quadringentesimo
  216. quinquagegimo tercio mensis februarii, sic subscriptum et signatum pro
  217. domino sigillifero, Theodericus Beck, Wilhelm ...
  218. Et ego, Johannes Amelrici de Buscoducis, clericus Leodiensis diocesis, publicus imperiali auctoritate
  219. et venerabilis curie Leodiensis notarius iuratus, prefatique domini officialis ad premissa commissarius
  220. et scriba, quia, vigore litterarum commissionis preïnsertarum, prothocollum pretactum manu propria dicti
  221. quondam domini Theoderici notarii scriptum, comperi et penes me recepi, collationem quoque
  222. feci de presentibus cum eodem, idcirco presentes litteras sive presens publicum instrumentum, de
  223. mandato eiusdem domini officialis exinde confeci, signumque meum consuetum apposui in fidem
  224. premissorum, requisitus. Acta fuerunt hec in domo mei notarii, sita in Buscoducis,
  225. anno Domini millesimo quadringentesimo nonagesimo sexto, indictione quartadecima, mensis decembris die
  226. decima octava, pontifcatus sanctissimi in Christo patris et domini, domini Alexandri, divina providentia
  227. pape sexti, anno quinto, presentibus discretis viris, domino Peregrino de Driel presbytero, et
  228. Wilhelmo Symonis laico dicti opidi, testibus ad premissa vocatis atque rogatis.
Johannes Amelrici, Buscoducis
(in dorso) Testamentum quondam domini Gijsberti de Bakel presbyteri, in qua sit mentio de altari seu beneficio sanctorum Bartholomei et Katharine in ecclesia Busciducensi. Ad quod rectores fabrice huius ecclesi, cum consensu dominorum decani et canonicorum, habent presentare presbyterum idoneum.
Nunc alternatis vicibus ut patet in instrumento.
de Uden

Nummer: ?

1418 juni 15

Henricus Dicbier en Theodericus de Haestricht, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Reynerus de Vucht, kramer, wettige echtgenoot van Yda, dochter van wijlen Godefridus Keetelleer, aan Arnoldus Meyssen, zoon van wijlen Willelmus Verntssoen, heeft gegeven:
  1. het achterhuis met zijn grond van Godefridus naast het kerkhof van de Sint-Jan tussen het erfgoed van wijlen Vrouwe Aleydis Aykini, nu van de erfgenamen van wijlen Leonius de Erpe aan een zijde en het kerkhof aan de andere zijde,
  2. een zeker stuk hof achter dat achterhuis, 10 voet lang.
tegen een cijns van 3 £ waarvan de eerste betalingstermijn zal plaatsvinden op het eerstvolgende feest van de Geboorte van Johannes de Doper na het verstrijken van 1 jaar.
Zegels: beide onbeschadigd.
Nummer: 0298

1418 juni 15

De inhoud van deze akte is vrijwel indentiek aan de voorgaande. Er zijn de volgende verschillen:
  1. Yda, dochter van wijlen Godefridus Ketelleer,
  2. Arnoldus Meyssen, zoon van wijlen Willelmus Berntssoen,
  3. de eerste betalingstermijn zal plaatsvinden vanaf het eerstvolgende feest van de Geboorte van Johannes de Doper na het verstrijken van 1 jaar.
Zegels: beide licht beschadigd.
N.B.: Het formaat van deze akte is smaller en hoger dan de voorgaande.
Nummer: 0299

1418 oktober 15

Hubertus de Ghemert en Johannes Loenman, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Johannes, zoon van wijlen magister Petrus de Orthen, arts, natuurlijke zoon van wijlen Johannes, zoon van Truda, aan Henricus de Gheffen, zoon van wijlen Johannes, overgedragen heeft een erfpacht van 6 mud rogge uit:
  1. een zekere hoeve die vroeger was van Heer Theodericus Rover, ridder, en van wijlen Petrus de Waderle in de parochie Ghestel op de plaats Rumel,
  2. alle afhankelijke goederen van die hoeve,
  3. stenen huis en erf van Heer Theodericus op de Markt tussen het erfgoed van Arnoldus Stamelart de Penu aan een zijde en het erfgoed van Adam de Ghestel aan de andere zijde,
  4. alle afhankelijke goederen van dat stenen huis,
welk stenen huis Heer Theodericus aan Johannes, zoon van Truda, verkocht had.
Dorsaal: fiat vidimus ... bus literis A et B signatis et trad ... t Willelmo Pynappel tamquam magistro fabrice ecclesie sancti Johannis Evangeliste in Buscoducis ad opus eiusdem fabrice. Qui Willelmus predictus tamquam magister fabrice predicte prout bonorum fabrice magistro Petro de Os tamquam magistro et tutoribus magnis hospitalis nisi per incendium prout in forma ... dictus Petrus de Os et Hedel. Datum XXI maij secundam post octavas Penthecostes anno etcetera LIIII.
Zegels: linkerzegel licht beschadigd, rechterzegel ontbreekt.
Nummer: 0300

1418 oktober 15

Hubertus de Ghemert en Johannes Loenman, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Petrus de Orthen, zoon van wijlen Ghevardus, ten gunste van Henricus de Geffen, zoon van wijlen Johannes, afstand heeft gedaan van een erfpacht van 6 mud rogge en van alle rechten daarop uit:
  1. een zekere hoeve in de parochie Gestel op de plaats Rumel, die vroeger was van wijlen Heer Theodericus Rover, ridder, en van wijlen Petrus de Waderle,
  2. alle afhankelijke goederen van die hoeve,
  3. stenen huis en erf van Heer Theodericus op de Markt tussen het erfgoed van Arnoldus Stamelart de Penu aan een zijde en het erfgoed van Adam de Gestel aan de andere zijde,
  4. alle afhankelijke goederen van dat stenen huis,
welke pacht Johannes, zoon van wijlen magister Petrus de Orthen, natuurlijke zoon van wijlen Johannes, zoon van Truda, aan Henricus had overgedragen.
Zegels: linkerzegel ontbreekt, rechterzegel licht beschadigd.
Nummer: 0301

1419 februari 15

anno Domini millesimo quadringentesimo decimo octavo

Theodericus die Lu, zoon van Theodericus, en Lucas de Erpe, zoon van Gerlacus, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Conrardus, verver, zoon van Hermannus Conensoen, van Reynerus Scaden door een uitspraak van schepenen in Buscoducis gekocht had:
  1. huis en erf tegenover de toren van de Sint-Jan tussen het erfgoed van wijlen Johannes de Aken en het erfgoed van Theodericus vander Poerten en van Wellinus Rovers,
  2. stuk hof achter het erfgoed van Johannes Sluyters,
  3. het recht van dat huis op het pad vanaf dat huis naar dat stuk hof.
Vervolgens had Conrardus aan Johannes vander Haghen, zoon van wijlen Rodolphus vander Haghen, bakker, dit erfgoed overgedragen. Johannes vander Haghen had aan Willelmus die Decker de Ruermunde dit erfgoed overgedragen voor:
  1. een erfcijns van 28 schelling aan de deken en het kapittel van de Sint-Jan,
  2. een erfcijns van 4 £ en 12 schelling aan Johannes vander Haghen,
die daar eerder uit betaald moesten worden. Willelmus die Decker is nu voor bovengenoemde schepenen verschenen en heeft aan Willelmus, zoon van wijlen Franco vanden Braken, overgedragen:
  1. een gedeelte van het voornoemde erf met zijn gebouwen, 16 voet groot, namelijk dat deel dat ligt tegen het erfgoed van Johannes de Aken en nu aan de erfgenamen van Zeber'tus de Neghen toebehoort en welk deel zich uitstrekt vanaf de openbare weg tot aan het erfgoed van Jacobus Dunnecop,
  2. stuk hof aldaar met het gebruiksrecht van het voornoemde pad,
  3. de helft van de tussenwand tussen dat genoemde deel en het overige deel van dat erfgoed zonder echter het overige deel met zijn gebouwen of kamer.
De overdracht heeft plaatsgevonden op de volgende voorwaarden:
  1. Willelmus, zoon van Franco, mag door de voornoemde kamer van Willelmus die Decker naar de voornoemde kamer en naar de voornoemde hof gaan,
  2. Willelmus, zoon van Franco, zal altijd uit het voorgaande wat overgedragen is die cijns van 4 £ betalen,
  3. Willelmus die Decker zal uit het overige deel en de voornoemde kamer de cijnzen van 28 en 12 schelling betalen,
  4. Willelmus en Willelmus zullen de tussenwand tussen de beide gedeelten op hun eigen kosten in goede staat houden,
  5. Willelmus die Decker mag op zijn eigen stuk erfgoed bouwen maar alleen recht omhoog.
Zegels: beide ontbreken.
Nummer: 1234

1419 juni 2

Lucas de Erpe, zoon van Gerlacus, en Gerardus Monic, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Henricus en Willelmus, broers, kinderen van wijlen Laurencius Genen soen, aan Henricus die Leeuwe, zoon van wijlen Gerardus die Leeuwe, overgedragen hebben elk deel en alle rechten die zij hadden in de goederen die aan wijlen Laurencius vanden vanden Broeyle toebehoord hadden, hiervan echter uitgezonderd het recht dat zij door de dood van Elisabeth, hun moeder, hebben op een huis en hof in Orthen tussen het erfgoed van Gevardus Laureyns soen aan een zijde en het erfgoed van Henricus die Leeuwe aan de andere zijde.
Zegels: beide licht beschadigd.
Nummer: 0302

1419 juni 3

Willelmus de Ghent, ridder, en Hubertus de Ghemert, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Reynerus van Vucht, kramer, wettige echtgenoot van Yda, dochter van wijlen Godefridus Keteleer, aan Arnoldus van Vucht, zoon van wijlen Arnoldus van Vucht, gegeven heeft een zekere hofstad in de Hijnthamerstraat tussen het erfgoed van wijlen Leonius de Erpe en het erfgoed van Lambertus Buc, voller, zich uitstrekkend vanaf die straat tot aan het erfgoed van Arnoldus Meyssen tegen betaling van de volgende cijnzen:
  1. 40 schelling aan de deken en het kapittel van de Sint-Jan,
  2. 15 schelling aan de Tafel van de Heilige Geest in Den Bosch,
  3. 10 schelling aan het convent van de Porta Celi,
die daaruit eerder betaald moesten worden en:
  1. 3 £ aan Reynerus waarvan de eerste betalingstermijn zal plaatsvinden vanaf het eerstvolgende feest van de Geboorte van Johannes de Doper na het verstrijken van 1 jaar.
Zegels: beide licht beschadigd.
Nummer: 0303

1419 juni 3

De inhoud van deze akte is identiek aan de voorgaande.
Zegels: linkerzegel zwaar beschadigd, rechterzegel ontbreekt.
N.B.: Er is verband met de akte van 1471 feb. 15.
Nummer: 1235

1419 juli 15

Theodericus die Lu, zoon van Theodericus, en Gerardus Monic, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Bela, weduwe van Henricus de Geffen, aan heer Thomas de Geffen, priester, haar zoon, had overgedragen haar vruchtgebruik in:
  1. de helft die aan Arnoldus Sceydemeker toebehoord had in een huis en erf in de Hijnthamerstraat tussen het erfgoed van de kinderen van wijlen Gerardus de Zambeke aan een zijde en het erfgoed van Geertrudis, dochter van wijlen Goeswinus Passynant, aan de andere zijde, welke helft Henricus, zoon Van wijlen Thomas de Gheffen, van Arnoldus Sceydemeker gekocht had,
  2. de helft van een huis en erf in de Hijnthamerstraat, welke helft Henricus de Geffen van Ghiselbertus de Best gekocht had,
welke helften van de voornoemde huizen nu worden omschreven ais een onbebouwde hofstad, welke gelegen is tussen het erfgoed van Nycolaus de Lyere aan een zijde en het erfgoed van wijlen heer Ghiselbertus de Bakel aan de andere zijde en zich uitstrekt vanaf de openbare weg tot an het kerkhof van de Sint-Jan. Vervolgens heeft heer Thomas aan Johannes de Myngen deze hofstad gegeven tegen de betaling van:
  1. erfcijnzen tot een totaal van 6 £ en 10 schelling aan diverse (niet gespecificeerde) personen,
  2. een erfcijns van 6 £ aan heer Thomas.
Zegels: beide licht beschadigd.
Nummer: 1236

1419 juli 15

De inhoud van deze akte is vrijwel identiek aan de voorgaande. Er zijn kleine verschillen:
  1. Henricus, zoon van wijlen Thomas de Geffen, i.p.v. Gheffen,
  2. Hynthamerstraat i.p.v. Hijnthamerstraat,
  3. Johannes de Mynghen i.p.v. de Myngen
Zegels: linkerzegel klein fragment, rechterzegel licht beschadigd.
Nummer: 1237

1419 juli 24

Theodericus de Meerhem en Johannes Loenman, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Delyana, dochter van Gerardus, timmerman, zoon van wijlen Egidius die Cuper, aan haar vader toestemming heeft gevraagd om op zijn kosten buiten een (niet gespecificeerd) klooster te verblijven en dat haar vader deze toestemming gegeven heeft volgens het stadsrecht van Den Bosch en als teken van deze vrijmaking haar gegeven heeft alle roerende en onroerende goederen die Gerardus bij de dood van Deliana, zijn moeder, weduwe van Egidius, verkregen had.
Zegels: beide ontbreken.
Nummer: 0304

1419 augustus 23

in vigilia beati Bartholomei apostoli

Theodericus die Lu, zoon van Theodericus, en Gerardus Monic, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Henricus vanden Perre aan Johannes Loy, zoon van wijlen Henricus Loyen soen van Os, gegeven heeft:
  1. een zekere hofstad lopend vanaf de Cortcolperstraet tot aan de Langecolperstraet tussen het erfgoed van Nycolaus van Ryel aan een zijde en het erfgoed van Henricus die Meyer van Loen aan de andere zijde, zich uitstrekkend vanaf de eerst genoemde straat tot aan het erfgoed van Henricus,
  2. een zekere stenen tussenmuur samen met het recht van Henricus om in 2 stenen zijmuren van die hofstad te bouwen en in de helft van die stenen muur op het einde van die hofstad,
  3. een zeker open gat of afvoerbuis die door de muur naar buiten leidde,
  4. het gebruiksrecht van die afvoerbuis,
voor een erfcijns van 5 £ aan Henricus.
Zegels: beide ontbreken.
N.B.: Deze akte heeft verband met die van 1423 juni 28, 1428 apr. 12, 1429 nov. 23, 1498 aug. 22.
Nummer: 0305

1419 september 27

in ante profesto beati Mychaelis archangeli

Lucas de Erpe, zoon van Geerlacus, en Johannes Loenman, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Hesselo de Drongelen, als procurator van de Tafel van de Heilige Geest in Den Bosch, met toestemming van de provisoren van die Tafel, aan Johannes Hels, zoon van wijlen Willelmus Hels, overgedragen heeft een erfcijns van 3 £ en een achterstallig bedrag van 2 £ uit:
  1. het derde deel van een hoeve in het rechtsgebied van Meerwyc,
  2. 6 akkers en 2 stukken beemd in het territorium van Eyghen,
welke cijns Goeswinus Herinc, zoon van Gibo Herinc, slager, de Tafel verschuldigd was en welke erfgoederen Goeswinus van Robbertus, procurator van de Tafel, in cijns verkregen had.
Dorsaal: II libras tsyaers aen Jan Osman uyt V morghen lands in Die Hoeven te Bamis.
Zegels: linkerzegel ontbreekt, rechterzegel licht beschadigd.
Nummer: 0306

1419 december 12

in profesto beate Lucie virginis

Henricus vanden Borchacker en Johannes Beerwout, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Johannes Beerwout gereed geld getoond heeft en zijn recht op terugkoop, naastings- en kwijtingsrecht van de helft van een zeker erfgoed aan het einde van de Orthenstraat, dat Godefridus Beerwout, aan Johannes, zoon van wijlen Henricus, molenaar, overgedragen had en dat Johannes, zoon van wijlen Henricus, erkend heeft dat Johannes Beerwout deze rechten heeft.
Zegels: beide zwaar beschadigd.
Nummer: 0307

1419 december 12

in profesto beate Lucie virginis

Henricus vanden Borchacker en Johannes Beerwout, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Johannes Beerwout gereed geld getoond had en zijn recht op terugkoop en naastingstrecht op de helft van een zeker erfgoed aan het einde van de Orthenstraat, dat Godefridus Beerwout aan Johannes, zoon van wijlen Henricus, molenaar, overgedragen had en dat vervolgens Johannes, zoon van Henricus, erkend had dat Johannes Beerwout deze rechten had. Johannes Beerwout is nu voor boven genoemde schepenen verschenen en aan Johannes, zoon van Henricus, deze rechten overgedragen.
Zegels: linkerzegel ontbreekt, rechterzegel licht beschadigd.
Nummer: 0308

1419 december 14

in crastino Lucie virginis

Godefridus de Zeelst en Johannes Beerwout, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Willelmus, zoon van wijlen Henricus Maelstrem, aan Henricus die Smyt, zoon van Gerardus die Leeuwe, en Willelmus Jacops soen vander Hogairt verkocht heeft een stuk landbouwgrond, 1 zester groot, in de parochie Orthen op de plaats Die Meergrave tussen het erfgoed van Henricus die Smyt aan een zijde en het erfgoed van Gerardus Neefken aan de andere zijde, zich met beide einden uitstrekkend tot aan de gemene gronden aldaar.
Zegels: linkerzegel fragment, rechterzegel licht beschadigd.
Nummer: 0309

1420 januari 15

anno Domini millesimo quadringentesimo decimo nono

Henricus vanden Borchacker en Johannes die Lu, zoon van Adam, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Johannes van Myngen aan Mathias van Colen, zoon van wijlen Johannes Cuper, en aan Petrus Voghel de Colonia heeft gegeven een hofstad in de Hijnthamerstraat tussen het erfgoed van Nycholaus van Lyere aan een zijde en het erfgoed van wijlen heer Ghijsbertus de Bakel, priester, aan de andere zijde, zich uitstrekkend vanaf de openbare weg tot aan het kerkhof van de Sint-Jan tegen betaling van:
  1. de cijnzen die in de mee overgedragen akten vermeld worden,
  2. een erfcijns van 2½ £ aan Johannes van Myngen,
welke hofstad heer Thomas de Gheffen, priester, aan Johannes van Myngen overgedragen had.
Zegels: linkerzegel ontbreekt, rechterzegel klein fragment.
Nummer: 0310

1420 januari 15

anno Domini millesimo quadringentesimo decimo nono

Henricus vanden Borchacker en Johannes die Lu, zoon van Adam, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Willelmus vander Horst gereed geld getoond heeft en zijn recht op terugkoop en naastingsrecht op een hofstad in de Hynthamerstraat, die Johannes de Myngen aan Mathias van Coelen, zoon van wijlen Johannes die Cuper, in cijns gegeven had en dat Mathias erkend heeft dat Willelmus deze rechten heeft.
Zegels: linkerzegel licht beschadigd, rechterzegel zwaar beschadigd.
Nummer: 0311

1420 januari 15

anno Domini millesimo quadringentesimo decimo nono

Henricus vanden Borchacker en Johannes die Lu, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Willelmus vander Horst gereed geld getoond had en zijn recht op terugkoop en naastingsrecht op een zekere hofstad in de Hynthamerstraat, die Johannes de Myngen aan Mathias van Coelen, zoon van wijlen Johannes die Cuper, in cijns gegeven had en dat Mathias deze rechten van Willelmus erkend had. Willelmus is nu voor boven genoemde schepenen verschenen en heeft aan Mathias deze rechten overgedragen.
Zegels: linkerzegel ontbreekt, rechterzegel zwaar beschadigd.
Nummer: 0312

1420 januari 19

des dordendages na sunte Anthonijs dach

Henric van Mameren en Jacop Jordens soin, schepenen in Herpen, oorkonden dat Jan die Zwert, Rlofs soin, aan Rutger Boeff heeft opgedragen een stuk land, Die Lier, te Overlangel tussen de Maas aan een zijde en de dijk Culen aan de andere zijde, zich met beide einden uitstrekkende tot aan de sluysgrave, waar Heyn vanden Heck in woont.
Zegels: beide licht beschadigd.
Nummer: 0313

1420 januari 24

anno Domini millesimo quadringentesimo decimo nono

Godefridus Berwout en Johannes Berwout, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Everardus, zoon van wijlen Willelmus Wever, aan Willelmus Sterck, zoon van wijlen Willelmus, verkocht heeft een huis en erf in de Orthenstraat tussen het erfgoed van Johannes Meyssen aan een zijde en het erfgoed van Johannes Noyden aan de andere zijde, zich uitstrekkend vanaf die straat tot aan de straat genoemd Die Hoeck, met als lasten:
  1. een cijns aan de hertog,
  2. een erfcijns van 5 schelling aan de priesters van de Sint-Jan,
  3. een erfcijns van 40 schelling aan de Tafel van de Heilige Geest in Den Bosch,
welk huis en erf Everardus van Nycolaus de Heze verkregen had.
Dorsaal: van huis after die capel over die straet.
Zegels: linkerzegel zwaar beschadigd, rechterzegel licht beschadigd.
Nummer: 0315

1420 januari 29

des manendages nae sunte Pauwels dach Conversio

Reynolt Snavel en Jacop Jordens soin, schepenen in Herpen, oorkonden dat Rutgher Boeve en Willem Jans soen het conflict dat zij hadden over het vierde deel van de hoeve die Willem van Rutgher gepacht had (en waarvan de ligging niet gespecificeerd wordt) op de volgende manier opgelost hebben:
  1. Alle overeenkomsten die zij over dat vierde deel gesloten hebben blijven van kracht.
  2. Rutgher zal Willem 2 schepenakten overhandigen, de eerste handelt over Heymeric vander Aelsfoert en de andere over Stof Reghen, en als Rutgher deze akten nodig heeft, zal Willem hem met deze akten te hulp komen, voor zover het niet een conflict met Willem zelf of zijn erfgenamen betreft, en als Rutgher zijn recht gehaald heeft, zal hij deze akten weer aan Willem teruggeven.
  3. Willem zal niet meer betalen dan het vierde deel van 6 malder rogge, zoals vermeld staat in de akten die de erfgenamen van Heynken Sporienbergh hebben uit de 8 morgen In De Riebroeck, die van Herman van Langel waren.
  4. Willem zal aan Rutgher en zijn erfgenamen betalen de 3 malder van Henric Sporienberch, zoals dat in de akten van Henric vermeld stond en als Willem of zijn erfgenamen hierin in gebreke blijven, mag Rutgher of zijn erfgenamen deze schade door tussenkomst van een erkende schout opeisen.
  5. Willem en zijn erfgenamen zullen Rutgher en zijn erfgenamen jaarlijks een malder rogge betalen, zoals vermeld staat in de akten die Jan Rolofs soin had en die nu in het bezit van Rutgher zijn.
Zegels: beide licht beschadigd.
Nummer: 0316

1420 februari 23

anno Domini millesimo quadringentesimo decimo nono

Godefridus Berwout en Henricus vanden Borchacker, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Aelbertus van Engelant aan Johannes Sdekens heeft overgedragen een erfpacht van 4 lopensaat rogge, Myerlese maat, welke pacht Gerardus Lambrechts soen van Eyndoven aan Aelbertus verschuldigd was uit:
  1. de helft van het achtste deel dat aan Johannes de Vaerlaer, zoon van wijlen Johannes de Vaerlaer, aan Nycholaus, zoon van Johannes Buys, en aan Aelbertus toebehoorde in een zekere hoeve in de parochie Myerle op de plaats Ten Hout, welke hoeve aan wijlen Henricus des Dekens toebehoord had,
  2. alle afhankelijke goederen, gebouwen en beesten van die hoeve,
welke helft van het achtste deel Gerardus van Johannes de Vaerlaer, Nycolaus en Aelbertus in pacht verkregen had,
  1. de helft van het achtste deel dat aan Gerardus in die hoeve toebehoorde met al zijn afhankelijke goederen,
welke helft van het achtste deel Gerardus voor de betaling van die pacht en een zekere andere pacht van 8 lopenzaat rogge, van dezelfde maat, die hij aan Nycolaus verschuldigd was, als onderpand aangewezen had.
Zegels: linkerzegel licht beschadigd, rechterzegel ontbreekt.
Nummer: 0317

1420 maart 2

anno Domini millesimo quadringentesimo decimo nono

Henricus vanden Borchacker en Johannes die Lu, zoon van Adam, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Nycolaus Coel, schrijnwerker, aan Rutgherus, zoon van wijlen Jacobus vanden Yvelaer, heeft gegeven een kamp, 4 morgen groot, in de parochie Berlikem op de plaats Die Hasselt tussen het erfgoed van Rutgherus Coppen soen en van Petrus, knecht (famulus) van Florentius vander Aa, aan een zijde en het erfgoed van Laurencius vanden Yvelaer aan de andere zijde, zich achterwaarts uitstrekkend vanaf de openbare weg tot aan de Aa, zoals het daar gelegen is en aan Weynricus Screynmaker placht toe te behoren tegen de betaling van:
  1. grondcijns aan de Heer,
  2. een erfcijns van 12½ schelling aan de Tafel van de Heilige Geest in Den Bosch,
die daaruit eerder betaald moesten worden en
  1. een erfcijns van 5 £ aan Nycolaus.
Dorsaal:
  1. sedt te boeck Jan Bacx als gemechtigt.
  2. traditur Henrico de Uden pro fabrica.
Zegels: beide licht beschadigd.
Nummer: 0318

1420 april 1

Godefridus de Zeelst en Johannes Berwout, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Theodericus de Stega de Zevenen aan Willelmus, zoon van Willelmus Sterck, overgedragen heeft een huis en erf in de Orthenstraat tussen het erfgoed dat was van Reynerus Kul aan een zijde en het erfgoed van Willelmus de Gewanden aan de andere zijde, welk huis en erf Theodericus door een uitspraak van schepenen in Buscoducis van Willelmus gekocht had.
Zegels: beide licht beschadigd.
Nummer: 0319

1420 mei 4

Hesselo de Drongelen en Godefridus de Zeelst, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Hesselo, als procurator van de Tafel van Heilige Geest, met toestemming van de provisoren van die Tafel, aan Eustacius Tolinc, de "plaetmeker", Bartholomeus Vos, zoon van wijlen Willelmus Vos, en aan Otto Deyl, kramer, overgedragen heeft:
  1. een zeker huis van wijlen Johannes Straghe in de Zadelmakersstraat en de Jodenpoort die aan dat zelfde huis grenst en alle andere erfgoederen van dat huis en poort en elke recht dat wijlen Johannes Straghe had in de oude stadsmuur naast dat huis en die poort,
  2. een erfcijns van 5 £, deel uitmakend van een erfcijns van 30 £ uit dat huis en die poort en de afhankelijke goederen daarvan, welke cijns van 5 £ Johannes Straghe verkregen had van Hubertus Steenwech en welke cijns van 5 £ Eustacius de Hedichuysen, procurator van de Tafel van de Heilige Geest, ten gunste van die Tafel voor een helft van Katherina, dochter van wijlen Oda Sceymaker, weduwe van Amelius Specier, en van Woltherus, Delyen soen, echtgenoot van Elisabeth, dochter van Oda, verkregen had en de andere helft van Johannes Straghe,
  3. welke andere cijnzen dan ook die aan Johannes Straghe uit dat huis, poort en aangrenzende erfgoederen tussen die poort inbegrepen en het erfgoed van wijlen Henricus Guetkint jaarlijks betaald moesten worden en welke Eustacius ten gunste van dezelfde Tafel van Katherina, Wolterus en Elisabeth verkregen had,
zoals Eustacius ten gunste van die Tafel van welke personen dan ook de poort, het huis, de erfgoederen met de oude muur, de erfcijns van 5 £ en andere cijnzen en afhankelijke goederen verkregen had, zoals blijkt uit schepenbrieven en het testament van Johannes Straghe. De overdracht heeft plaatsgevonden op voorwaarde dat als blijkt dat uit voorgaande goederen meer betaald moet worden dan de voornoemde cijns, (genoemd in de akte van 1355 september 30) en de cijns aan de hertog, tot een totaal van 26 £ en 2½ schelling, hij dit voor zijn rekening zal nemen.
N.B.: Deze akte wordt gevidimeerd in een akte van Ludolphus Buck en Martinus Goeby, schepenen in Buscoducis, gedateerd op 1442 mei 5.
Nummer: 1783

1420 mei 23

Hesselo de Drongelen en Godefridus Beerwout, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Bernardus Sceyvel en Agnes, zijn zus, kinderen van wijlen Godefridus Sceyvel, Godefridus Boest, Arnoldus Rover Boest, kinderen van wijlen Arnoldus Rover Boest, Petrus de Goburdingen, wettige echtgenoot van Yda, dochter van wijlen Arnoldus, en Henricus Steenwech, zoon van wijlen Goeswinus Steenwech, uit naam van Arnoldus, zoon van Goeswinus Steenwech en van wijlen Arnolda, dochter van wijlen Arnoldus Rover Boest, aan Nycolaus van Hollant, zoon van wijlen Nycolaus van Hollant, gegeven hebben 2 stukken land, Boelstreep in de parochie Roesmalen op de plaats Heze, waarvan het ene landbouwgrond is en het andere moerasgrond en die liggen tussen het erfgoed van wijlen Heer Henricus Nuwelant, ridder, aan een zijde en het erfgoed van Jacobus Funsel en Nycolaus Leeuwen aan de andere zijde en het stuk moerasgrond strekt zich uit vanaf de Weteringe tot aan het erfgoed van Oda, weduwe van Arnoldus Claes soen, en het stuk landbouwgrond strekt zich met beide einden uit tot aan de openbare weg met als lasten:
  1. het onderhoud van 1 roede Zegedike en de waterleidingen, sluizen en sloten die bij deze stukken grond horen,
  2. een erfcijns van 5 £, waarvan 1/3 verschuldigd is aan Bernardus, het tweede 1/3 deel aan Agnes en het laatste 1/3 deel aan Godefridus, Arnoldus, Petrus en Arnoldus.
Dorsaal:
  1. Numero 45 (Vander Weeghe).
  2. folio 21.
Zegels: linkerzegel zwaar beschadigd, rechterzegel licht beschadigd.
Nummer: 1238

1420 oktober 17

Godefridus Smeeds en Johannes vander Haghen, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Arnoldus Hack aan Delyana, dochter van Gerardus de Os, overgedragen heeft al zijn roerende en onroerende goederen.
Zegels: linkerzegel zwaar beschadigd, linkerzegel klein fragment.
Nummer: 0320

1420 oktober 18

Acta ... in vico Orthensi ... in domo inhabitacionis dicti tes tatoris

Johannes de Straesborch, priester van de Derde Orde van Fanciscus, coadjutor van heer Rutgherus de Audenhoven, priester, plebaan van de Sint-Jan, oorkondt dat Johannes Nonyden, parochiaan van de Sint-Jan, zijn testament heeft gemaakt en waarin hij de volgende legaten heeft gedaan en het volgende heeft bepaald:
  1. de kerkfabriek van de Saint-Lambert in Luik 1 x 6 lichte plakken,
  2. de kerkfabriek van de Sint-Jan 1 x een lichte gulden,
  3. de Onze-Lieve-Vrouwekapel in die kerk bij de fontein 1 x 1 lichte gulden,
  4. de kapelaan van de Sint-Jan 1 x een lichte gulden,
  5. de koster van dezelfde kerk 1 x 12 lichte plakken,
  6. Johannes Vleminc, zijn schoonzoon, 4 £ uit zijn woonhuis en erf in de Orthenstraat met een zijde naast de erfgoederen van Willelmus Stercken en met het andere einde naast de erfgoederen van Willelmus Cortrocke,
  7. Agnes, zus van Heylwig, zijn wettige vrouw, al zijn kussens van dezelfde kasten,
  8. een zekere Bela, wonend in Brogel, nicht van dezelfde Heylwig, zijn bed met alles wat daarbij hoort,
  9. de vrouw van Henricus vanden Loecke een zwarte tabbard, die van dezelfde Heylwig is geweest,
  10. dezelfde vrouw van Henricus zijn beste tabbard van groen-witte kleur,
  11. Aleydis Bits op de Vuchterendijc al zijn wol en linnen draden,
  12. Johannes de Brogel een zilveren schaal,
  13. Stamelardus, broer van dezelfde Johannes, ook een zilveren schaal,
  14. Wolterus, zoon van Johannes Buyssen, al zijn wapens,
  15. voornoemde Johannes Vleminc zijn zwarte tabberd en 1 el zwarte wollen lakens,
  16. Elisabeth, dochter van voornoemde Wolterus Buyssen, een witte tabberd en een groene muts die was van wijlen Katherina, zijn dochter,
  17. Johannes Vleminc, zijn schoonzoon, zal blijven handel drijven in het voornoemde huis van de erflater tot aan het eerstvolgende feest van de apostel Jacobus voor een zekere prijs die uit dat huis betaald moet worden,
  18. dezelfde Johannes 1 x 10 zester rogge,
  19. de arme zusters, genoemd "swestercibus in Buscoducis", 1 x 2 lichte guldens,
  20. de arme fraters, "celbruederen" genoemd, 1 x 2 lichte guldens,
  21. de huisarmen op het einde van de Orthenstraat 1 x 6 lichte guldens,
  22. al zijn erfgenamen 1 x 1 oude groot,
  23. Hij heeft al zijn andere roerende en onroerende goederen vermaakt voor een helft aan het convent der Minderbroeders en voor de andere helft aan het convent der Predikheren op voorwaarde dat deze conventen gehouden zullen zijn het jaargetijde te houden voor de erflater, Heylwig, zijn vrouw, en voor hun kinderen en voor hen te bidden.
  24. Als executeurs van dit testament heeft hij uitgekozen de voornoemde Johannes Vleminc en Wolterus Buyssen.
Dorsaal:
  1. ratione legati dicti testamenti fabrice capelli sancti Petri in Buscoducis tenetur nostro conventui medietatem quatuor librarum et reliqua medietas spectat ad conventum predicatorum.
  2. ex parte Johannis Vleminx voere Claes die Hoesch.
  3. Item 2 £ aen Sinte Peter, Item ½ £ inde Putstraet.
Zegel: Johannes de Straesborch heeft aan Rutgherus de Audenhoven gevraagd om deze akte met zijn zegel te bekrachtigen omdat zijn eigen zegel afwezig was. Het zegel van Rutgherus ontbreekt maar hij heeft de akte wel eigenhandig ondertekend.
Nummer: 1240

1420 december 14

Godefridus de Dommelen en Johannes vander Haghen, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat, Johannes, zoon van wijlen Henricus des Molners, aan Elisabeth en Margareta, zussen, dochters van wijlen Johannes vanden Schoet, beloofd had te betalen 10 goudgulden, gewoonlijk Arnemse gulden genoemd, en 4 £. Elisabeth en Margaretha zijn nu voor bovengenoemde schepenen verschenen en hebben ermee ingestemd dat Johannes hen geeft het eerste jaar 10 guldens en 1 £, in het tweede jaar 2 £, in het derde jaar 3 £ en in het vierde jaar de rest.
Zegels: beide licht beschadigd.
Nummer: 0321

1420 december 14

Godefridus de Dommelen en Johannes vander Haghen, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Johannes, zoon van wijlen Henricus des Molners, aan Elisabeth en Margareta, zussen, dochters van wijlen Johannes vanden Schoet, had overgedragen zijn vruchtgebruik in:
  1. huis, erf en hof in de Orthenstraat tussen het erfgoed van Willelmus Stercke aan een zijde en het erfgoed van Theodericus Veertscillinge aan de andere zijde,
  2. juwelen, huisraad en alle andere roerende en onroerende goederen.
Dorsaal:
  1. fiat vidimus de ? II literis et tradatur Henrico filio quondam Jacobi Rovers qui prout super omnia tradere Johanni filio quondam Henrici multoris ut in ? datis 2 junij.
  2. XX.
Zegels: linkerzegel licht beschadigd, rechterzegel zwaar beschadigd.
Nummer: 0322

1420 december 14

Godefridus de Dommelen en Johannes vander Haghen, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Johannes, zoon van wijlen Henricus des Molners, aan Elisabeth en aan Margareta, zussen, dochters van wijlen Johannes vanden Schoet, had overgedragen zijn vruchtgebruik in:
  1. huis, erf en hof in de Orthenstraat tussen het erfgoed van Willelmus Stercke aan een zijde en het erfgoed van Theodericus Veertscillinge aan de andere zijde,
  2. juwelen, huisraad en al zijn roerende en onroerende goederen.
Elisabeth en Margareta zijn nu voor bovengenoemde schepenen verschenen en hebben ten gunste van Johannes Molners afstand gedaan van:
  1. dit huis en erf,
  2. alle roerende en onroerende goederen en van alle rechten daarop, die zij door de dood van Margareta, hun zus, en van de eerder genoemde Johannes geërfd hadden.
Zegels: linkerzegel licht beschadigd, rechterzegel fragment.
Nummer: 1241

1421 februari 18

anno Domini millesimo quadringentesimo vicesimo primo

Godefridus Smeeds en Johannes vander Haghen, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Thomas, zoon van wijlen Willelmus van Hamvelt, anders genoemd Landmeter, aan Willelmus, zijn broer, verkocht heeft een erfcijns van 10 £ uit een huis en erf in de Kerkstraat tussen het erfgoed van Jacobus Dunnecop aan een zijde en het erfgoed van Vreza, weduwe van Hermannus Bloemarts, aan de andere zijde, zich achterwaarts uitstrekkend vanaf die straat tot aan het erfgoed van de kinderen van wijlen Maria Zebrechs.
Zegels: linkerzegel zwaar beschadigd, rechterzegel onbeschadigd.
Nummer: 0323

1421 juli 23

in crastino Marie Nagdalene

Zybertus de Hoculem en Godefridus Smeeds, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Theodericus de Derentheren, zoon van wijlen Willelmus, aan Ghibo Scaep en aan Johannes Loden, zoon van wijlen Ludovicus Tielmans, beloofd heeft te betalen een erfpacht van 1 mud rogge uit een stuk land, 3 lopenzaat groot, in de parochie Roesmalen op de plaats Hynen aan alle zijden omringd door de openbare weg.
Zegels: linkerzegel licht beschadigd, rechterzegel fragment.
Nummer: 0324

1421 juli 23

Godefridus Smeeds en Johannes vander Haghen, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Johannes de Hyntham, zoon van wijlen Arnoldus, aan Johannes Carnauwe, zoon van wijlen Johannes Carnauwe, verkocht heeft een erfcijns van 3 £ uit een huis, erf en hof tegenover die Buerdsche moelen tussen het erfgoed van Henricus die Wetter aan een zijde en het erfgoed van Henricus Naze aan de andere zijde, zich uitstrekkend vanaf de openbare weg tot aan de Mortelgrave.
Dorsaal: III libras aende plaetse Thys Brugman.
Zegels: beide ontbreken.
Nummer: 0325

1421 september 2

Zybertus de Hoculem en Godefridus de Dommelen, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Mathias de Colonia, zoon van wijlen Johannes die Cuper, en Petrus Vogel de Colonia, verklaard hebben dat zij een deling gemaakt hebben van een zeker erfgoed met zijn gebouwen in de Hynthamerstraat tussen het erfgoed dat vroeger was Nycolaus de Liere aan een zijde en het erfgoed dat vroeger was van heer Ghiselbertus de Bakel, nu van heer Everardus de Doirnen, aan de andere zijde, zich uitstrekkend vanaf die straat tot aan het kerkhof van de Sint-Jan, welk erfgoed Johannes de Myngen aan Mathias en Petrus in cijns gegeven had. Mathias heeft aan Petrus afgestaan de helft van het erfgoed met alle daaraan verbonden rechten dat ligt naast het erfgoed van heer Everardus. Petrus heeft aan Mathias afgestaan de helft van het erfgoed met alle de daaraan verbonden rechten dat ligt naast het erfgoed dat vroeger van heer Nycolaus was. De verdeling heeft plaatsgevonden op de volgende voorwaarden:
  1. Zij zullen beiden de helft van de cijnzen en de verplichtingen die op dat hele erfgoed rusten, voor hun rekening nemen.
  2. Als een van hen beiden in de toekomst langs gerechtelijke weg uit dit erfgoed schade ondervindt, zullen zij daarvan beiden de helft moeten opbrengen.
Dorsaal: Henric van Cranenborch heeft den brief dair dit erve mede utgegeven is.
Zegels: beide zwaar beschadigd.
Nummer: 1242

1421 september 2

De inhoud van deze is identiek aan de voorgaande.
Dorsaal: geen aantekening.
Zegels: beide licht beschadigd.
Nummer: 1243

1421 september 2

Zibertus de Hoculem en Godefridus de Dommelen, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat zij de volgende akten gevidimeerd hebben:
  1. een akte van Godefridus de Bladel en Arnoldus Stamelart de Penu, schepenen in Buscoducis, gedateerd op 1365 december 22 (feria secunda post festum beati Thome apostoli),
  2. een akte van Ghiselbertus de Spina, Ghiselbertus Lysscap, Henricus Loze, Willelmus de Neysel, Johannes, zoon van Boudewinus, en Nycolaus Scilder, schepenen in Buscoducis, gedateerd op 1368 maart 29 (feria quarta post dominicam qua cantatur Iudos anno Domini millesimo tricentesimo sexagesimo septimo),
  3. een akte van Arnoldus Stamelart de Spanct en Johannes de Dordrecht, schepenen in Buscoducis, gedateerd op 1374 december 14 (in crastino beati Lucie virgnis).
Mathias de Colonia, zoon van wijlen Johannes de Cuper, is nu voor bovengenoemde schepenen verschenen en heeft verklaard dat hij deze gevidimeerde akten voor hem zelf en voor Petrus Vogel de Colonia in bewaring houdt en hij heeft aan Petrus beloofd hem deze akten te overhandigen zo vaak als deze ze voor de uitoefening van zijn rechten nodig heeft, echter op voorwaarde dat als Petrus zijn recht gehaald heeft hij ze in goede staat aan Mathias zal teruggeven.
Zegels: beide zwaar beschadigd.
N.B.: Zie voor de inhoud van de gevidimeerde akten op de datum waarop ze oorspronkelijk opgesteld zijn.
Nummer: 1543

(1421 of 1429) september 9

Henricus Dicbier, zoon van Godefridus, en Henricus ?, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat magister Petrus Cromme, deken van de Sint-Jan, in aanwezigheid en met toestemming van heer Johannes Bathensoen en van beer Henricus Mudekens, kanunniken van de voornoemde kerk, uit hun naam en die van het hele kapittel, aan Willelmus de Loen, bakker, zoon van wijlen Johannes de Loen, heeft gegeven een stenen huis, erf en hof van de 2 huizen, erven en hoven van wijlen Johannes Truden soen, later van wijlen magister Petrus de Orthen, arts, in de Kerkstraat tussen het erfgoed van wijlen Johannes Wouters soen aan een zijde en het erfgoed van Godefridus Vos aan de andere zijde, zich achterwaarts uitstrekkend vanaf die straat tot aan het erfgoed van Godefridus Peteren en Nenna, weduwe van Willelmus In Den Paeuwe, namelijk dat stenen huis, erf en hof dat het grootst is van die 2 en welke ligt in de richting van de Markt en ligt naast het erfgoed van Godefridus Vos tegen de betaling van:
  1. de cijns aan de hertog,
  2. een erfcijns van 7 £ aan het kapittel van de Sint-Jan.
Zegels: beide ontbreken.
N.B.: Het charter is beschadigd en een gedeelte van de tekst ontbreekt.
Nummer: 0326

1421 september 15

Wolterus Colen de Oerle en Johannes vander Haghen, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Johannes Hoernken voor bovengenoemde schepenen opgeëist heeft een erfcijns van 3 £ uit 3 morgen land, Die Laren, in Meerwyc, die Martinus, natuurlijke zoon van wijlen Jacobus Cop Goby, overgedragen had aan Arnoldus Hoernken, welke cijns de laatste 3 jaar onbetaald is gebleven.
Zegels: linkerzegel licht beschadigd, rechterzegel klein fragment.
Nummer: 0327

1421 september 26

Godefridus de Dommelen en Johannes vander Haghen, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Mathias de Colonia, "die spelmeker', aan Gerardus de Vinckel, bakker, zoon van wijlen Wolterus de Vinckel, verkocht heeft een erfcijns van 20 schelling uit een huis, erf en hof van de verkoper in de Hynthamerstraat tussen Petrus Voegel aan een zijde en het erfgoed dat vroeger was van Nycolaus de Lier aan de andere zijde, zich achterwaarts uitstrekkend vanaf die straat tot aan het kerkhof van de Sint-Jan.
Zegels: linkerzegel klein fragment, rechterzegel licht beschadigd.
Nummer: 0328

1421 september 26

Godefridus de Dommelen en Johannes vander Haghen, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Bartholomeus Vos, zoon van wijlen Willelmus Vos, aan Hermannus Spyeghel, zoon van wijlen Johannes Gerits soen, overgedragen heeft een zeker erfgoed over de Korenbrug tussen het erfgoed van Theodericus Smeeds de Curinghen aan een zijde en het erfgoed van Gerardus Eelkini aan de andere zijde, welk erfgoed Bartholomeus door een uitspraak van schepenen in Buscoducis van Godefridus de Dryel gekocht had. De overdracht heeft plaatsgevonden op voorwaarde dat als van rechtswege blijkt dat uit dit erfgoed meer betaald moet worden dan:
  1. een erfcijns van 3 £ en 10 schelling aan de erfgenamen van wijlen Engbertus, zoon van wijlen Wolterus Heynen,
  2. 3 oude groten aan de hertog,
Bartholomeus dit voor zijn rekening zal nemen. Hermannus van zijn kant en de oude groten zo betalen, dat de erfgenamen van Willelmus Vos daardoor geen schade lijden in de toekomst, wat hij openlijk heeft erkend en als onder de verplichting van het erfgoed vallend aan Bartholomeus heeft beloofd.
Zegels: linkerzegel onbeschadigd, rechterzegel ontbreekt.
Nummer: 0329

1421 september 30

Godefridus de Dommelen en Johannes vander Haghen, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat zij een akte van Ywanus Stierken, Jacobus Coptiten, Johannes Heyme, Arnoldus Dicbier, Johannes de Berkel en Rodolphus Lonys, schepenen in Buscoducis, gedateerd 1415 maart 18 (anno Domini millesimo quadringentesimo decimo quarto), gevidimeerd hebben. Hermannus Spyeghel, zoon van wijlen Johannes Gerits soen, is nu voor boven genoemde schepenen verschenen en heeft verklaard dat hij de gevidimeerde akte voor hem zelf en voor Bartholomeus Vos, zoon van wijlen Wolterus, in bewaring houdt en hij heeft aan Bartholomeus beloofd deze akte zo vaak te overhandigen als hij ze voor de uitoefening van zijn recht nodig heeft, echter op voorwaarde dat als Bartholomeus zijn recht gehaald heeft hij ze aan Hermannus zal teruggegeven.
Dorsaal: de quadam hereditate oever die Corenbrugge (Van Uden)
Zegels: linkerzegel klein fragment, rechterzegel ontbreekt.
N.B.: Zie voor de inhoud van de gevidimeerde akte de datum waarop hij opgesteld is.
Nummer: 0330

1422 januari 21

anno Domini millesimo quadringentesimo vicesimo primo

Henricus Steenwech en Arnoldus Wolphardi, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Jacobus, zoon van wijlen Johannes Weynskens soen, aan Arnoldus de Andel ten gunste van de kerkfabriek van de Sint-Jan heeft overgedragen 3 stukken land in de parochie Os op de plaats Oestervelt:
  1. Den Moensschen Acker tussen het erfgoed van Sophya, weduwe van Johannes de Meghen aan een zijde en het erfgoed van Egidius Meyssen soen, priester, aan de andere zijde,
  2. Dat Nyppenlant tussen het erfgoed van wijlen Petrus Custer aan een zijde en het erfgoed van Elizabet, weduwe van Andreas Henssen soen aan de andere zijde,
  3. ook genoemd Dat Nyppenlant tussen het erfgoed van wijlen Andreas, zoon van wijlen Theodericus Marsman, en Elizabet, zijn zus, aan een zijde en het erfgoed van Oda, weduwe van wijlen Johannes Heynen soen,
welke 3 stukken land Jacobus van Arnoldus de Andel en Eustancius de Hedichuysen verkregen had.
Zegels: linkerzegel licht beschadigd, rechterzegel ontbreekt.
Nummer: 0331

1422 januari 21

anno Domini millesimo quadringentesimo vicesimo primo

Willelmus Brant Rover en Arnoldus Wolphardi, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Arnoldus de Andel, als rector van de kerkfabriek van de Sint-Jan, alle verkopen, vervreemdingen en verplichtingen aangegaan met welke goederen dan ook van alle schuldeisers van de kerkfabriek nietig verklaard heeft en alle cijnzen, inkomsten en pachten van de laatste 3 jaren, die onbetaald zijn gebleven, opgeëist heeft.
Zegels: linkerzegel zwaar beschadigd, rechterzegel fragment.
Nummer: 0332

1422 februari 19

anno Domini millesimo quadringentesimo vicesimo primo

Henricus Dicbier, zoon van Godefridus, en Johannes die Rover, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Henricus, zoon van wijlen Fredericus Heykens, aan Arnoldus Meyssen, zoon van wijlen Willelmus Bernts zoen, beloofd heeft te betalen een erfcijns van 3 gulden uit:
  1. een zekere hofstad van het vroegere achterhuis van wijlen Godefridus Ketheleer naast het kerkhof van de Sint-Jan tussen het erfgoed van wijlen Vrouwe Aleydis Aykens, nu van de erfgenamen van wijlen Leonius de Erpe, aan een zijde en het kerkhof aan de andere zijde,
  2. een stukje hof achter dat achterhuis.
Zegels: beide ontbreken.
Nummer: 0333

1422 februari 19

anno Domini millesimo quadringentesimo vicesimo primo

Henricus Dicbier, zoon van Godefridus, en Johannes Rover, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Arnoldus Neyssen, zoon van wijlen Willelmus Bernts soen, aan Henricus, zoon van wijlen Fredericus Heykens, heeft overgedragen:
  1. een zekere hofstad van het vroegere achterhuis van wijlen Godefridus Ketheleer naast het kerkhof van de Sint-Jan, tussen het erfgoed van wijlen Vrouwe Aleydis Aykens, nu van de erfgenamen van wijlen Leonius de Erpe, aan een zijde en het kerkhof aan de andere zijde,
  2. een stukje hof achter dat achterhuis,
welke hofstad en stukje hof Arnoldus van Reynerus van Vucht, kramer, wettige echtgenoot van Yda, dochter van Godefridus Ketheleer, voor een erfcijns van 3 £ verkregen had.
Dorsaal: Item dit is al kerchoff.
Zegels: Beide licht beschadigd.
Nummer: 0334

1422 februari 28

anno Domini millesimo quadringentesimo vicesimo primo

Henricus Dicbier, zoon van Godefridus, Henricus Heyme en Henricus Steenwech, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Eustacius, zoon van Arnoldus Tolinc, Otto Loef de Deyl, kramer, en Bartholomeus Vos verklaard hebben dat zij een onderlinge deling gemaakt hebben van een geheel erfgoed, dat was van wijlen Johannes Strage naast de Jodenpoort. Otto en Bartholomeus hebben aan Eustacius afgestaan een stenen huis op dat erfgoed waarin de laatste op dit moment woont en een stuk onbebouwd erfgoed achter dat stenen huis, 28 voet lang, vanaf een zekere paal, die daar vastgemaakt is, in de richting van het slot van de Minderbroeders, en de Markt tot aan het stenen gebouw, Stenen Gevel genoemd, en dat daar gebouwd is naast dat huis aan het einde. Eustacius en Bartholomeus hebben aan Otto afgestaan de rest van dat erfgoed met zijn gebouwen, dat opzij in de richting van de Vuchterstraat ligt, met hier echter van uitgezonderd dat deel van het erfgoed dat de stad Den Bosch van Eustacius en Otto verkregen had. Eustacius en Otto hebben aan Bartholomeus afgestaan de rest van dat erfgoed dat ligt in de richting van de Markt. De deling heeft op de volgende voorwaarden plaatsgevonden:
  1. het sten gebouw, "Stenen Gevel" genoemd, dat ligt tussen het stenen huis van Eustacius en het erfgoed van Otto zal voor de helft eigendom zijn van hen beiden en zij kunnn op dat gebouw in hun eigen voordeel bouwen en zij zullen gehouden zijn dit gebouw goed te onderhouden,
  2. de rest van dit stenen gebouw, "Stenen Gevel", dat tussen het genoemde huis ligt en het erfgoed van Bartholomeus zal voor de helft eigendom zijn van Eustacius en voor de andere helft van Bartholomeus en zij kunnen op dat gebouw bouwen in hun eigen voordeel en zij zullen gehouden zijn dit gebouw goed te onderhouden,
  3. Eustatius betaalt uit zijn goederen 11½ en de helft van 2½ schelling in vermindering van de 26 £ en 2½ schelling die uit dat hele erfgoed betaald moet worden,
  4. voor Otto geldt het zelfde,
  5. Bartholomeus betaalt uit zijn goederen 3 £ in vermindering van 26 £ en 2½ schelling die uit dat hele erfgoed betaald moet worden,
  6. de gebouwen van Otto die daar staan en de gebouwen die Eustacius daar laat neerzetten zullen hun dakdrup onderhouden.
N.B.: Deze akte wordt gevidimeerd in een akte van Ludolphus Buck en Martinus Goeby, schepenen in Buscoducis, gedateerd op 1442 mei 5.
Nummer: 1783

1422 mei 20

Theodericus de Haestrecht en Henricus Steenwech, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Matheus Posteel, wettige echtgenoot van Elysabeth, dochter van wijlen Henricus, zoon van wijlen Albertus de Bucstel, aan Mechtildis, weduwe van Henricus, heeft overgedragen een erfpacht van 5 zester rogge uit een erfpacht van 7 zester rogge, welke pacht van 7 zester Johannes, zoon van wijlen Johannes Ghiben, verschuldigd was aan Mechtildis tijdens haar leven en na haar dood aan Goeswinus en Elysabeth, kinderen van Mechtildis en Henricus, uit:
  1. een stuk land in de parochie Gemonden op de plaats Aen Gheen Bosendonc tussen het erfgoed van de kinderen van wijlen Johannes Paep Jan aan een zijde en het erfgoed van Henricus Heilen soen aan de andere zijde,
  2. een zekere kamp in die parochie op de plaats Eilde tussen het erfgoed van Heilwig van Berselaer aan een zijde en het erfgoed van Johannes van Berselaer aan de andere zijde, zich met beide einden uitstrekkend tot aan de openbare weg.
N.B.: Deze akte is gevidimeerd in een akte van Jacobus de Wiel en Willelmus Reeuwe, schepenen in Buscoducis, gedateerd op 1425 maart 28.
Nummer: 1546

1422 mei 24

Henricus Dicbier, zoon van Godefridus, en Henricus Heyme, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Goeswinus Steenwech, zoon van wijlen Hubertus Steenwech, heeft aan Katherina, weduwe van Rodolphus Vette, bakker, beloofdt betalen een erfpacht van 3 mud rogge, waarvan de eerste betalingstermijn zal plaatsvinden vanaf het eerstvolgende feest van Maria-Lichtmis na het verstrijken van 1 jaar uit:
  1. huis, erf, hof en aangrenzende erfgoederen in de parochie Oesterwyc op de plaats Udenhout tussen het erfgoed van Johannes de Vrieze en het erfgoed van Goeswinus de Steenwech aan een zijde en het erfgoed van Wolterus Hack en het erfgoed van Goeswinus, zoon van wijlen Hubertus Steenwech, aan de andere zijde,
  2. stuk wei aldaar tussen de openbare weg tegenover het voornoemde huis,
  3. een heidekamp in de parochie Tylborch op de plaats Berkel,
  4. de helft van de helft van een stuk beemd in de parochie Oesterwyc op de plaats Udenhout tussen het erfgoed van de kinderen van wijlen Stephanus vanden Amervoirt en het erfgoed van de erfgenamen van wijlen Berisius Bigghen.
Dorsaal: Kathelyn Vetten beghijn heeft geldende III mudde roggen uut zekeren onderpanden in Udenhout gelegen.
Zegels: linkerzegel fragment, rechterzegel licht beschadigd.
Nummer: 1180A

1422 juni 7

Petrus Steenwech en Johannes Bathen soen, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Willelmus, zoon van wijlen Johannes Stevens soen, aan Henricus, zoon van wijlen Willelmus Stevenssoen, de Engelen verkocht had een erfcijns van 3 goudpenningen, gewoonlijk aude scilde genoemd, uit:
  1. 7½ hont in het rechtsgebied van Meerwyc op de plaats Den Audencamp tussen het erfgoed van Arnoldus Bardwyc aan een zijde en het erfgoed van Johannes Claes soen aan de andere zijde,
  2. 7 hont op de plaats Die Hangebake tussen het erfgoed van wijlen Arnoldus de Ghele, zoon van wijlen Egidius, aan een zijde en het erfgoed van Johannes Parman aan de andere zijde,
  3. 4 hont op de plaats Inden Nuwencamp tussen het erfgoed van Bryno de Wyck aan een zijde en het erfgoed van Willelmus Daems soen aan de andere zijde,
en dat vervolgens Henricus, zoon van wijlen Willelmus Stevens soen, deze cijns aan Mechtildis, vrouw van Johannes Breet, ten gunste van dezefde Johannes deze cijns had overgedragen. Henricus als onderpand voor de betaling van die cijns aangewezen:
  1. 2 hont op de plaats Die Audecamp tussen het erfgoed van Johannes Claessoen aan een zijde en de sloot aldaar aan de andere zijde,
  2. een ½ morgen in dat rechtsgebied op de plaats Op Die Ghermen aan beide zijden tussen het erfgoed van wijlen Udo die Veer,
  3. de helft van 4 hont tussen het erfgoed van Aleydis de Buchoven aan een zijde en het erfgoed van Henricus Stevens aan de andere zijde,
  4. de helft van 2 hont aldaar tussen het erfgoed van Godescalcus Gerits soen aan een zijde en het erfgoed van wijlen Wolterus des Beren aan de andere zijde.
Henricus Broec, zoon van voornoemde (sic !) wijlen Johannes Broec, is nu voor bovengenoemde schepenen verschenen en heeft aan Aleydis, weduwe van Johannes de Doringhen, ? (perifex) deze cijns van 3 goudpenningen overgedragen.
Dorsaal:
  1. Alit tesmaker.
  2. III aude scilde tot Empel ende Meerwijck hic census a memoria hominum not fuit solutus sed eius loco apprehense sunt quedam portioncule terrarum im Empel sitarum cum oneribus aggerum plurimis Mose 267½ pedum.
Zegels: linkerzegel licht beschadigd, rechterzegel zwaar beschadigd.
Nummer: 1244

1422 juni 8

Henricus Dicbier, zoon van Godefridus, en Johannes die Rover, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Willelmus Stercken, zoon van wijlen Willelmus Stercken, aan Mercelius die Graet, zoon van Johannes, Merselis soen, verkocht heeft een huis, erf en hof in de Orthenstraat tussen het erfgoed dat was van Reynerus Kul, nu van Johannes Meyssen, aan een zijde en een zekere weg die aan Willelmus toebehoorde, zich achterwaarts uitstrekkend vanaf die weg tot aan de hof van Willelmus aan de andere zijde, zich uitstrekkend vanaf die weg tot aan het overige erfgoed van Willelmus daarachter, met de volgende lasten:
  1. een cijns aan de hertog van 1½ oude groot en 1/4 deel van 1 groot,
  2. een erfcijns van 20 schelling aan Mechteldis, dochter van wijlen Willelmus Loyer,
  3. een erfcijns van 40 schelling aan de Tafel van de Heilige Geest,
  4. een erfcijns van 5 schelling aan het kapittel van de Sint-Jan,
welke cijnzen uit dit erfgoed en een ander erfgoed van dezelfde Willelmus betaald moesten worden.
Dorsaal:
  1. desen brief (hoel ?) sunte Peter toe.
  2. XXI.
Zegels: beide ontbreken.
Nummer: 0336

1422 juni 23

in vigilia Nativitatis beati Johannis Baptiste

Henricus Dicbier, zoon van Godefridus, en Henricus Steenwech, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Beatrix, dochter van wijlen Gerardus, zoon van wijlen Ghiselbertus de Spina, aan Petrus de Best en aan Merselius die Lu, als meesters van de kerkfabriek van de Sint-Jan neeft overgedragen:
  1. een huis en erf in de Hynthamerstraat tussen het erfgoed van wijlen Arnoldus de Ghele aan een zijde en het erfgoed van de kinderen van wijlen Johannes de Hyntham aan de andere zijde, welk huis en erf heer Johannes, zoon van wijlen Ghiselbertus de Vlochoven, aan Gerardus had overgedragen,
  2. een erfcijns van 20 schelling, welke Goeswinus Moedel de Sceepstal verschuldigd is uit het erfgoed van heer Johannes Ghijskinus, kanunnik van de Sint-Jan, in de Hynthamerstraat naast het erfgoed van wijlen Jacobus de Gheel, welke cijns was overgedragen aan Gerardus de Spina door Ghiselbertus de Vlochoven,
  3. een cijns van 10 schelling uit het huis en erf in de Hynthamerstraat dat onlangs was van Johannes Ghyskinus, welke cijns Hilla, dochter van wijlen Gerardus de Spina, van heer Egidius de Gerwen, deken, en het kapittel van de Sint-Jan verkregen had,
tegen betaling van een erfcijns van 8 £ aan Beatrix.
Zegels: linkerzegel licht beschadigd, rechterzegel fragment.
Nummer: 0337

1422 augustus 1

Henricus Steenwech en Arnoldus Wolphardi, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Johannes, Franco, Adam en Ghibo, kinderen van wijlen Ghibo Heester, en Delyana en Aleidis, hun zussen, dochters van Ghibo, Petrus, natuurlijke zoon van wijlen Arnoldus Zegers soen, wettige echtgenoot van Margareta, dochter van Ghibo, aan Henricus Heester, zoon van wijlen Johannes Heester, overgedragen hebben elk dee1 en alle rechten die zij bezaten in een erfpacht van 1½ mud rogge uit:
  1. bunder beemd in de parochie Bucstel in het rechtsgebied van Liemde op de plaats Die Vloet op de plaats Die Hamsvoirt tussen het erfgoed van de kinderen van wijlen Johannes Nonden aan een zijde en het erfgoed van de kinderen van wijlen Laurencius vander Hamsvoirt aan de andere zijde,
  2. een huis en erf op de plaats Die Vloet tussen het erfgoed van de kinderen van wijlen Laurencius aan een zijde en de openbare weg aan de andere zijde,
  3. 1½ lopenzaat rogge in het rechtsgebied van Liemde tussen het erfgoed van wijlen Gerardus Vos aan een zijde en het erfgoed van Willelmus de Byechelaer aan de andere zijde,
welke pacht Johannes, zoon van Gerardus Heester de Luyssel, van Johannes, zoon van wijlen Gerardus de Casteren, gekocht had.
Dorsaal: 1 mauder rogs tot Boxtel nu Jan vander Pass.
Zegels: linkerzegel licht beschadigd, rechterzegel zwaar beschadigd.
Nummer: 0338

1422 augustus 1

Henricus Steenwech en Arnoldus Wolphardi, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Johannes, Franco, Adam en Ghibo, broers, Deliana en Aleidis, zussen, kinderen van wijlen Ghibo Heester, Petrus natuurlijke zoon van dezelfde Ghibo, en Heynerus, zoon van wijlen Arnoldus Zegers soen en wettige echtgenoot van Margareta, dochter van Ghibo, aan Henricus Heester, zoon van wijlen Johannes Heester, beloofd hebben dat Nycolaus, zoon van Ghibo, nooit enig recht zal opeisen in een stuk grond in de parochie Bucstel op de plaats Lucel tussen het erfgoed van Johannes Heester aan een zijde en het erfgoed van Marselius de Luyssel aan de andere zijde.
Zegels: beide zwaar beschadigd.
Nummer: 0339

1422 augustus 1

Henricus Steenwech en Arnoldus Wolphardi, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Johannes, Franco, Adam en Ghibo, kinderen van wijlen Ghibo Heester, Deliana en Aleidis, hun zussen, dochters van Ghibo, Petrus, natuurlijke zoon van Ghibo, en Reynerus, wettige echtgenoot van Margareta, dochter van Ghibo, aan Henricus die Heester, zoon van wijlen Johannes Heester, hadden overgedragen elk deel en alle rechten die zij bezaten krachtens testamentaire beschikking op op een andere manier bezaten in:
  1. ½ bunder beemd in de parochie Bucstel in het rechtsgebied van Liemde op de plaats Die Vloet op de plaats Die Hamsvoirt tussen het erfgoed van de kinderen van wijlen Johannen Nonden aan een zijde en het erfgoed van de kinderen van wijlen Laurencius vander Hamsvoirt aan de andere zijde,
  2. een huis en hof op de plaats Die Vloet tussen het erfgoed van de kinderen van Laurencius aan een zijde en de openbare weg aan de andere zijde,
  3. 1½ lopenzaat rogge in het rechtsgebied van Liemde tussen het erfgoed van wijlen Gerardus Vos aan een zijde en het erfgoed van Willelmus de Biechelaer aan de andere zijde.
Johannes, Franco, Adam, Ghibo, Deliana, Aleidis, Petrus en Reynerus zijn nu voor bovengenoemde schepenen verschenen en hebben aan Henricus Meester beloofd dat Nycolaus, zoon van Ghibo, nooit enig recht zal opeisen in die pacht.
Zegels: linkerzegel licht beschadigd, rechterzegel ontbreekt.
Nummer: 1245

1422 augustus 5

des wensdaghes nae sunte Peters dach ad Vincula

Reynolt van Langel, Reynolts soen, en Jacop Joerdaens soin, schepenen in Herpen, oorkonden dat Jan van Os, Arnts soen, aan Peter van Os, zijn broer, en Jacop Pollawer, Heynensoin, overgedragen heeft:
  1. een stuk land op Scadewyc tussen het erfgoed van Dirc die Preter aan een zijdeen Gheryt van Os aan de andere zijde,
  2. een stuk land aldaar tussen het erfgoed van voornoemde Peter van Os aan een zijde en het erfgoed dat was van Gheryt van Os,
met als lasten de cijns aan de Heer, 1 malder rogge aan Willem van Os, Arnts soen, en 1 malder rogge aan Henric Mildman. De overdracht heeft plaatsgevonden op voorwaarde dat Jacop 2/3 van de overgedragen goederen zal hebben en Peter 1/3 en dat zij de betaling van de lasten dezelfde verhouding in acht zullen nemen.
Dorsaal: Item deser brief salmen houden in yeawerder hant.
Zegels: beide licht beschadigd.
Nummer: 0340

1422 september 7

Acta ... in Buscoducis in cancellaria ibidem

Notaris Martinus de Zoemeren, clericus van het bisdom Leodium, instrumenteert dat Mechtildis, weduwe van Henricus Aben, aan Petrus die Joede, zoon van wijlen Petrus, beloofd had te betalen een erfcijns van 4 £ uit het huis en erf van Mechtildis aan de Zijle. Peter Joede is nu voor bovengenoemde notaris verschenen en heeft verklaard dat Mechtildis dit huis en erf tijdens haar leven mag verkopen, en dat in dat geval en niet anders, zij en haar opvolgers deze cijns altijd kunnen terugkopen met 40 goudgulden, gewoonlijk Arnhems geld genoemd en met de cijns van het jaar van terugkoop en de achterstallige cijnzen die nog betaald moeten worden. Als deze terugkoop gedaan is, is dezelfde Petrus gehouden aan Mechtildis of haar opvolgers deze cijns en de akten daarover terug te geven. Met als getuigen Willelmus Brant Rover en Henricus Steenwech, schepenen van Buscoducis, en Lambertus de Doernen, zoon van Cristianus, leken van het bisdom Leodium.
Nummer: 1544

1422 oktober 20

Johannes de Berkel en Goeswinus Moedel vander Donc, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Theodericus, zoon van wijlen Jacobus, zoon van wijlen Paulus Teschmekers soen de Vladeracken, gereed geld getoond heeft en zijn recht op terugkoop en naastingsrecht van een erfcijns van 8 £, waarvan de eerste betalingstermijn zal zijn vanaf het eerstvolgende feest van de Zalige Martinus in de winter na het verstrijken van 1 jaar uit een huis, erf en hof aan de Vuchterdijk, dat Henricus, zoon van wijlen Jacobus, zoon van voornoemde Paulus, aan Rodolphus de Breda, looier, verkocht had en dat Rodolphus erkend heeft dat Theodericus deze rechten heeft.
Zegels: beide ontbreken.
Nummer: 0341

1423 januari 14

anno Domini millesimo quadringentesimo vicesimo secundo

Johannes de Berkel en Goeswinus Moedel vander Donc, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Arnoldus Rover vander Poirten aan Ghybo, zoon van wijlen Gerardus die Bruyn, steenhouwer, heeft gegeven een zekere hofstad met zijn gebouwen, 16 voet groot, achter de toren van de Sint-Jan tussen het erfgoed van Arnoldus aan een zijde en het erfgoed van Ghybo aan de andere zijde, zich uitstrekkend vanaf de openbare weg tot aan een zeker pad aldaar tegen betaling van:
  1. een erfcijns van 10 schelling aan het kapittel van de Sint-Jan die daar eerder uit betaald moest worden,
  2. een erfcijns van 3 £ en 10 schelling aan Arnoldus.
Dorsaal: desse 3½ pont syn gehequeten anno XIX den XII januario.
Zegels: linkerzegel klein fragment, rechterzegel licht beschadigd.
Nummer: 0342

1423 januari 19

anno Domini millesimo quadringentesimo vicesimo secundo

Johannes de Berkel en Goeswinus Moedel vander Donc, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Henricus Bever, zoon van wijlen Rodolphus Bever de Gheest, en Hilla, zijn vrouw, dochter van wijlen Petrus vanden Vosberch, beloofd hebben te betalen aan Henrica, dochter van wijlen Jacobus Swalmer, een erfcijns van 3 £ en 10 schelling uit:
  1. een stuk landbouwgrond, 1½ lopenzaat groot, in de parochie Hezewyc tussen het erfgoed van Henricus van Zanthen aan een zijde en het erfgoed van Godefridus vanden Eynde aan de andere zijde,
  2. een stuk grond, 2½ lopenzaat groot, tussen het erfgoed van Godefridus aan een zijde en het erfgoed van Lucas de Erpe, zoon van Geerlacus, en van Rodolphus Arnts soen aan de andere zijde, zich uitstrekkend vanaf het openbare pad tot aan het erfgoed van Henricus Hoevels.
Dorsaal:
  1. III½ libras te Heeswijc nu Maes Korstens.
  2. 108 verso.
  3. folio 92.
Zegels: linkerzegel fragment, rechterzegel licht beschadigd.
Nummer: 0343

1423 februari 1

anno Domini millesimo quadringentesimo vicesimo secundo

Johannes de Berkel en Goeswinus Moedel vander Donc, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat zij een akte van Johannes de Ghestel en Johannes de Ghemert, schepenen in Buscoducis, gedateerd op 1361 februari 19 (feria sexta post dominicam qua cantatur Invocavit, anno Domini millesimo tricentesimo sexagesimo) gevidimeerdhebben. Godefridus Coninc, chirurg, is voor bovengenoemde schepenen verschenen en heeft verklaard dat hij deze akte ten gunste van hem zelf en van Johannes Pasch, kuiper, in bewaring houdt en hij heeft aan Johannes beloofd hem deze akte te overhandigen zo vaak als hij ze voor de uitoefening van zijn rechten nodig heeft, echter op voorwaarde dat als Johannes zijn rechten gehaald heeft hij ze aan Godefridus zal teruggegeven.
Zegels: beide ontbreken.
N.B.: Zie voor de inhoud van de gevidimeerde akte de datum waarop de akte oorspronkelijk is opgesteld.
Nummer: 0344

1423 februari 10

anno Domini millesimo quadringentesimo vicesimo secundo

Gerardus Scilder en Goeswinus Moedel vander Donc, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Conrardus, verver, zoon van Hermannus Coenen soen, van Reynerus Scaden door een uitspraak van schepenen in Buscoducis gekocht had:
  1. huis en erf tegenover de toren van de Sint-Jan tussen het erfgoed van wijlen Johannes de Aken en het erfgoed van Theodericus vander Poirten en Wellinus Rovers,
  2. stuk hof achter het erfgoed van Johannes Sluyter,
  3. het recht dat bij dat huis hoort op het pad van dat huis en erf naar dat stuk hof.
Vervolgens had Conrardus aan Johannes vander Hagen deze voornoemde goederen overgedragen die ze weer aan Willelmus die Decker van Ruermunde heeft gegeven tegen de betaling van:
  1. een erfcijns van 20 schelling aan de deken en het kapittel van de Sint-Jan,
  2. een erfcijns van 4 £ en 12 schelling aan Johannes vander Hagen.
Vervolgens had Willelmus die Decker aan Willelmus, zoon van wijlen Franco vander Braken, overgedragen:
  1. een gedeelte met zijn gebouwen van het voornoemde erf, 16 voet groot, namelijk dat deel wat ligt tegen het erfgoed van Johannes en welk deel zich uitstrekt vanaf de openbare weg tot aan het erfgoed van Jacobus Dunnecop,
  2. het genoemde stuk hof en het gebruiksrecht van dat pad,
  3. de helft van de tussenwand tussen het genoemde deel van het erfgoed en het overige deel van dat erfgoed.
Willelmus die Decker is nu voor bovengenoemde schepenen verschenen en heeft aan Ghiselbertus die Bruyn, zoon van wijlen Gerardus die Bruyn, overgedragen:
  1. het overige deel van het bovengenoemde erf met de gebouwen die erop staan, dat ligt naast het erfgoed dat vroeger van Theodericus vander Poirten was,
  2. het gebruiksrecht van dat pad,
tegen betaling van cijnzen van 12 en 28 schelling.
Zegels: beide ontbreken.
Nummer: 0345

1423 mei 4

Gerardus Scilder en Johannes de Berkel, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Arnoldus Storyman, zoon van Henricus Storyman, aan Johannes, zoon van Henricus Vendyck, verkocht heeft een ½ bunder beemd in de parochie Oesterwyc op de plaats Aen Die Weteringhe tussen de wetering aan een zijde en het erfgoed van Woltherus vanden Bloc aan de andere zijde, zich uitstrekkend vanaf het erfgoed van Johnnes Langherbeers tot aan het erfgoed van Arnoldus Houtappel, welke ½ bunder Arnoldus samen met enkele andere erfgoederen van Arnoldus Dicbier in pacht verkregen had, met als last een erfcijns van 7½ penning, gewoonlijk brabants buddreger genoemd, aan Jacobus vanden Aker.
Zegels: linkerzegel zwaar beschadigd, rechterzegel ontbreekt.
Nummer: 0346

1423 juni 7

Johannes de Berkel en Reynerus Loden, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Theodericus Rover, zoon van wijlen Johannes Reynbouts, en Willelmus vanden Hoerinc, wettige echtgenoot van Katherina, en Franco Post, wettige echtgenoot van Cristina, dochters van Johannes, aan Mardelius die Lu ten gunste van de kerkfabriek van de Sint-Jan hebben overgedragen een erfcijns van 1 £ uit een zeker erfgoed in de Hinthamerstraat naast het kerkhof van de Sint-Jan, welke cijns de kerkfabriek aan wijlen Johannes Reynbouts verschuldigd was.
Dorsaal: van erve ende cijns nu is kerchoff Heilwich (Herix Goessens was ?)
Zegels: beide licht beschadigd.
Nummer: 0347

1423 juni 12

Reynerus Loden en Goeswinus Model vander Donc, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Gybo, zoon van wijlen Gerardus die Bruyn, steenhouwer, aan Petrus die Scryvere, zoon van wijlen Petrus, overgedragen heeft een zekere hofstad met zijn gebouwen, 16 voet lang, achter de toren van de Sint-Jan tussen het erfgoed van Arnoldus Rover vander Poirten aan een zijde en het erfgoed van genoemde Gybo aan de andere zijde, zich uitstrekkend vanaf de openbare weg tot aan een zekere weg aldaar, welke hofstad met zijn gebouwen genoemde Gybo van de genoemde Arnoldus Rover vander Poirten in cijns verkregen had, namelijk voor:
  1. een cijns van 10 schelling aan het kapittel van de Sint-Jan die daar eerder van rechtswege uit betaald moest worden,
  2. een erfcijns van 3 pond en 10 schelling aan de genoemde Arnoldus Rover,
met de lasten die in de mee overgedragen akten vermeld worden. De overdracht heeft plaatsgevonden op de volgende voorwaarden:
  1. de tussenwand met de schoorsteen daarin die ligt tussen de genoemde hofstad en en het overige erfgoed van genoemde Gybo zal altijd gemeenschappelijk eigendom zijn van Gybo en Petrus, en als een van hen beiden breekt, zal hij hem opnieuw opbouwen zonder kosten voor de ander,
  2. als een van hen beiden wil bouwen achter zijn erfgoed in de lengte van dat zelfde erfgoed en later de ander zal bouwen en dezelfde tussenwand zal gemeenschappelijk eigendom zijn en hij zal dan de helft van de tussenwand van de ander opbouwen naar het oordeel van wijze mannen die daarvoor aangewezen zijn?
  3. het regenwater op de gebouwen van die hofstad zal opzij naar het overige erfgoed van genoemde Gybo afgeleid zodat Petrus hiervan in de toekomst geen schade zal ondervinden,
  4. en als Gybo of de eventuele bezitter mettertijd van het overige erfgoed van Gybo wil bouwen tot aan de hoogte van de gebouwen die op de hofstad staan, zal hij een deugdelijke goot onder de dakdrup van de genoemde gebouwen aanbrengen, zodat Petrus hiervan in de toekomst geen schade zal ondervinden.
Zegels : linkerzegel licht beschadigd, rechterzegel zwaar beschadigd.
Nummer: 0348

1423 juni 12

Gybo, filius quondam Gerardi dicti die Bruyn Lathomi, quoddam domistadium cum suis edificiis, sedecim podatas /continentem, situm in Buscoducis retro turrim ecclesie beati Johannis Ewangeliste inter hereditatem Amoldi, dicti Rover van der /Poirten, ex uno latere, et inter hereditatem dicti Gybonis ex alio latere, tendentem a communi vico ad quandam viam ibidem /consistentem, quod domistadium cum suis edificiis dictus Gybo erga dictum Arnoldum Rover van der Poirten ad /censum acquisierat, videlicet pro heritario censu decem solidorum, monete pro tempore solutionis huiusmodi census in /Buscoducis ad bursam communiter currentis, capitulo beati Johannis Ewangeliste in Buscoducis exinde prius de jure solvendo /atque pro hereditario censu trium librarum et decem solidorum eiusdem monete dicto Arnoldo Rover exinde solvendo, /prout in literis scabinorum de Buscoducis super hoc confectis plenius continetur, legitime et hereditarie supportavit Petro /dicto die Scryvere, filio quondam Petri, simul cum dictis literis atque cum toto jute sibi in dictis literis et continentibus in eis /quovismodo competenti, et effestucando resignavit modo in talibus consueto, promittens dictus Gybo ut debitor prin/cipalis super se et bona sua omnia, quod ipse huiusmodi supportationem et resignationem ratas et firmas perpetue sine /contradictione observabit, et quod ipse omnem obligationem ex parte sui in dicto domistadio cum suis edificiis exis/tentem prefato Petro deponet omnino exceptis dictis censibus in dictis literis continentibus, tali conditione adnexa, quod quidam /paries intersticialis cum camino in eodem pariete consistente, qui est situatus inter dictum domistadium et reliquam /hereditatem dicti Gybonis erit et perpetue permanebit communis dictorum Gyboni et Petro. Et si aliquis eorum quidque fre/gerit in eodem pariete, hoc ipse reedificabit absque expensis alterius. Item si alter eorum imposterum edificare voluerit /retro suam hereditatem ad longitudinem eiusdem hereditatis et depost alter edificaverit consimiliter priori, quod extunc ipse /depost sic edificans in pariete ibidem situando edificabit et idem paries erit et permanebit communis, et extunc /medietatem supradictus eiusdem parietis restaurabit alteri prius edificanti ad taxationem proborum virorum ad hoc sumen/dorum. Insuper condicionatum est, quod aque pluviales pro tempore supra edificia dicti domistadii in latere versus /dictam reliquam hereditatem dicti Gybonis deducentur per eandem reliquam hereditatem sic, quod dicto Petro dampna /exinde non eveniant quovismodo in futurum, et si contingent dictum Gybonem vel pro tempore possessorem eiusdem /relique hereditatis eiusdem Gybonis edificare ad altitudinen edificiorum supra dictum domistadium consistentium, ex /tunc idem sic edificans situabit unum laudabile guttarium sub stillicidio dictorum edificiorum supra dictum domi/stadium consistentem, per quod aque pluviales deducentur sic, quod dicto Petro dampna exinde non eveniant quovis/modo in futurum, prout ipsi hoc mutuo sibi invicem compromiserunt. Testes interfuerunt scabini in Buscoducis /Reynerus Loden et Goeswinus Model van der Donc. Datum duodecima die mensis junii sabbato post octavas /Venerabilis Sacramenti anno Domini millesimo quadringentesimo vicesimo tercio.
Nummer: 0348

1423 juni 12

  1. Gybo, filius quondam Gerardi dicti die bruyn Lathomi, quoddam domistadium cum suis edificiis, sedecim pedatas
  2. continentem, situm in Buscoducis retro turrim ecclesie beati Johannis Ewangeliste inter hereditatem Arnoldi dicti Rover van der
  3. Poirten ex uno latere, et inter hereditatem dicti Gybonis ex alio latere, tendentem a communi vico ad quandam viam ibidem
  4. consistentem, quod domistadium cum suis edificiis dictus Gybo erga dictum Arnoldum Rover van der Poirten ad
  5. censum acquisierat, videlicet pro hereditario censu decem solidorum, monete pro tempore solutionis huiusmodi census in
  6. Buscoducis ad bursam communiter currentis, capitulo beati Johannis Ewangeliste in Buscoducis exinde prius de jure solvendo,
  7. atque pro hereditario censu trium librarum et decem solidorum eiusdem monete dicto Arnoldo Rover exinde solvendo,
  8. prout in litteris scabinorum de Buscoducis super hoc confectis plenius continetur, annue et hereditarie supportavit Petro
  9. dicto die Scryvere, filio quondam Petri, simul cum dictis litteris atque cum toto jure sibi in dictis litteris et continentibus in eis
  10. quovis modo competente, et effestucando resignavit modo in talibus consueto, promittens dictus Gybo ut debitor prin-
  11. cipalis super se et bona sua omnia, quod ipse huiusmodi supportationem et resignationem ratas et firmas perpetue sine
  12. contradictione observabit, et quod ipse omnem obligationem ex parte sui, in dicto domistadio cum suis edificiis exis-
  13. tentem, prefato Petro deponet omnino, exceptis dictis censibus in dictis litteris continentibus, tali condicione annexa, quod quidam
  14. paries intersticialis cum camino in eodem pariete consistente, qui est situatus inter dictum domistadium et reliquam
  15. hereditatem dicti Gybonis, erit et perpetue permanebit communis dicti Gyboni et Petro. Et si aliquis eorum quidquid fre-
  16. gerit in eodem pariete, hoc ipse redificabit absque expensis alterius. Item si alter eorum imposterum edificare voliatur
  17. retro suam hereditatem ad longitudinem eiusdem hereditatis et depost alter edificaverit consimiliter priori, quod extunc ipse
  18. depost sic edificans in pariete ibidem situando edificabit et idem paries erit et permanebit communis et extunc
  19. medietatem superius eiusdem parietis restaurabit altri prius edi ficanti ad taxacionem proborum virorum ad hoc sumen-
  20. dorum. Insuper condicionatum est, quod aque pluviales, pro tempore supra edificia dicti domistadii in latere versus
  21. dictam reliquam hereditatem dicti Gybonis, deducentur per eandem reliquam hereditatem sic, quod dicto Petro dampna
  22. exinde non eveniant quovis modo in futurum, et si contingerit, dictum Gybonem vel pro tempore possessorem eiusdem
  23. relique hereditatis eiusdem Gybonis edificare ad altitudinem edificiorum supra dictum domistadium consistentium, ex-
  24. tunc idem sic edificans situabit unum laudabile guttrium sub stillicidio dictorum edificiorum supra dictum domi-
  25. stad±um consistentium, per quod aque pluviales deducentur sic, quod dicto Petro dampna exinde non eveniant quovis
  26. modo in futurum prout ipsi hoc mutuo sibi invicem compromiserunt. Testes interfuerunt scabini in Buscoducis
  27. Reynerus Loden et Goeswinus Model van der Donc. Datum duodecima die mensis junii, sabbato post octavas
  28. Venerabiljs Sacramenti, anno Domini millesimo quadringentesimo vicesimo tertio.
Nummer: 0348

1423 juni 28

in vigilia beatorum Petri et Pauli apostolorum

Theodericus die Lu en Gerardus Scilder, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Johannes Loy, zoon van wijlen Henricus Loy, aan Arnoldus Rover vander Poirten verkocht heeft een erfcijns van 40 schelling uit een huis en erf in de straat die loopt van de Cortcolperstraet tot aan de Langcolperstraet tussen het erfgoed van Nycholaus van Ryel aan een zijde en het erfgoed van Henricus die Meyer aan de andere zijde, zich uitstrekkend vanaf die straat tot aan het erfgoed van Arnoldus met als last een erfcijnsd van 5 £ die daar eerder uit betaald moest worden.
Dorsaal: VII pont die ghelaesmeker.
Zegels: beide ontbreken.
N.B.: Deze akte is verbonden met 1419 augustus 23; 1428 april 12; 1429 november 23; 1498 augustus 22
Nummer: 0349

1423 juli 26

Theodericus die Lu en Heynerus Loden, schepenen in Buscoducis, oorkonden dat Henricus, zoon van wijlen Fredericus Heykens, aan Merselius die Lu ten gunste van de kerkfabriek van de Sint-Jan heeft overgedragen:
  1. een zekere hofstad van een achterhuis van wijlen Godefridus Keteler naast het kerkhof van de Sint-Jan tussen het erfgoed van Vrouwe Aleidis, vroeger genoemd Aykens, nu van de erfgenamen van wijlen Leonius de Erpe aan een zijde en het kerkhof aan de andere zijde,
  2. een stukje hof achter dat achterhuis, dat Arnoldus Melissen, zoon van wijlen Willelmus Bernts soen, overgedragen had aan Henricus, zoon van wijlen Fredericus Heykens,
met als last een erfcijns van 3 lichte guldens die wijlen heer Willelmus de Megen, priester, en zijn erfgenamen daaruit verschuldigd waren.
Dorsaal: de quodam domistadio quondam Henrici Heykens nunc cimiterium. (Van Uden)
Zegels: linkerzegel zwaar beschadigd, rechterzegel licht beschadigd.
Nummer: 0350